De Bankcrisis van 1933

De eerste maatregel die Franklin Roosevelt nam als president was het afkondigen van een bank holiday van een week. Dat was de enige manier om de voortwoekerende bankcrisis te bezweren en het wegsijpelende vertrouwen van de burgers in het financiële systeem te herwinnen. Niemand kon meer aan zijn geld komen, de gewone man niet maar ook niet John Rockefeller, de rijkste Amerikaan. En het werkte.

Door Frans Verhagen

Op 4 maart 1933 werd Franklin Delano Roosevelt ingezworen als 32 ste president van de Verenigde Staten. Zijn campagne belofte was 'Actie, en actie nu!'. Dat was precies waar het land en de kiezers op wachtten: de depressie had het land stevig in de greep. De dagen voor de inauguratie waren er in een aantal steden runs op de banken geweest: angstige spaarders probeerden hun geld van de bank te halen voordat het geld op was en de bank failliet ging. Het gevolg van dit soort gedrag was natuurlijk dat die banken inderdaad over de kop gingen. Het banksysteem dreigde ineen te storten.

De grote depressie had niet zo vreselijk geleken na de beurscrash van 1929. De meeste mensen hadden geen aandelen, hoogstens wat geld op de bank. In eerste instantie ging het normale economische verkeer ging gewoon door: de melk werd geleverd, de treinen liepen op tijd. En de banken waren gewoon open. Welvaart ligt om de hoek, vond president Hoover en de meeste mensen dachten dat het inderdaad zo was. Maar deze keer duurde het lang voordat de indicatoren weer omhoog wezen – vooralsnog leek daar helemaal geen uitzicht op. En naarmate de crisis verdiepte, versterkten de processen elkaar.

In de loop van 1930 sloten de eerste plattelandsbanken in het Midden Westen hun deuren. Twee weken voor Kerstmis volgde de Bank of the United States, een privé-bank, zijn weidse naam ten spijt. Een half miljoen spaarders ontdekten dat hun spaargeld vastzat in een onderneming die in liquidatie was. In die tijd waren de meeste banken lokale ondernemingen, onafhankelijk, heel klein en ondergefinancierd. Naarmate de economie verslechterde, konden mensen de rente op het door hen geleende geld niet meer betalen. Als banken de garanties op de leningen probeerden te gelde te maken, ontdekten ze dat niemand het onderpand wil of kon kopen. Lagere lonen en werkloosheid zorgden ervoor dat mensen hun spaargeld uit de bank haalden en daarop gingen leven. Banken moesten het ene na het andere gat stoppen en hun liquiditeitspositie verslechterde dagelijks.

Het vergde maar weinig om deze banken onderuit te halen. Eén a twee dagen met een run , soms zelfs maar een paar uur, was voldoende. Het enige wat de bankier kon doen was het uitbetalen vertragen, maar dat leidde alleen maar tot nog langere rijen en nog meer paniek.

Sterke leider

Eén methode om een run te stoppen was om alle lokale banken tegelijkertijd tijdelijk te sluiten. Maar dat kon zomaar niet. In veel staten was vastgelegd dat de staat de tijdelijke sluiting van een bank als een bank failure beschouwde en verplicht was in te grijpen, door permanente sluiting of reorganisatie. Een slimme bureaucraat in Illinois realiseerde zich echter dat alle banken dicht waren op wettige feestdagen, waarna de burgemeester van Urbana in Illinois op 19 januari 1932 een vijfdaagse vakantie afkondigde. Tijdens deze bank holiday bezochten vrijwilligers de houders van spaartegoeden om hen een belofte te laten tekenen dat ze hun geld niet zouden terughalen. Andere steden gebruikten het Urbana-plan ook, maar vaak zonder succes. Aan het eind van 1932 zagen Amerikanen de bankcrisis als een aspect van een totale ineenstorting van het systeem, versterkt door het ogenschijnlijk vruchteloze optreden van president Hoover. Mussolini suggereerde behulpzaam dat de VS misschien een sterke leider nodig hadden.

Drie maanden nadat Franklin Roosevelt tot president was gekozen,maar nog voor zijn inauguratie, in februari 1933, nam de bankcrisis urgente vormen aan. Alleen banksluitingen in diverse staten konden de ineenstorting voorkomen. In Maryland werden op 24 februari alle banken voor drie dagen gesloten, op orders van de gouverneur. Kentucky, Tennessee, Californië en andere staten volgden. Op de ochtend van de inauguratie van Franklin Roosevelt stopte de Newyorkse beurs met de aandelenhandel, de Chicago Board of Trade volgde. In 32 staten waren nu alle banken gesloten, in zes andere vrijwel alle banken. In de rest mochten spaarders maar een bepaald bedrag uitnemen, maximaal vijf procent van hun inleg. In Texas maximaal tien dollar per dag. Het land stond zo goed als stil.

Vliegende start

Hoewel Herbert Hoover Roosevelt herhaaldelijk had gevraagd samen urgente maatregelen te nemen, hield Roosevelt de boot af. Hij wilde zich niet vastleggen en wilde ook niet gekoppeld worden aan de mislukte president. Op de dag van de inauguratie was zijn nieuwe minister van Financiën, William Woodin, echter al dagen bezig om samen met Hoovers mensen een vliegende start te maken. Ze haalden de gouverneurs van Illinois en New York over om hun banken te laten sluiten. Onttrekkingen in New York waren die week 440 miljoen dollar geweest en dat viel niet lang meer vol te houden. Woodin had een band gesmeed met Hoovers onderminister voor Financiën, Arthur Ballantine, die aanbleef op voorwaarde dat er niemand in het ministerie werd aangenomen, tenzij hijzelf en Woodin allebei daarvoor hadden getekend. Op zaterdag 4 maart, vlak voordat hij naar de inzwering vertrok, sprak FDR met Woodin over de te volgen strategie.

Roosevelts korte termijn antwoord was een federal bank holiday , voor het hele land. Dit ging veel verder dan wat de staten tot dan toe hadden gedaan. Elke onttrekking werd verboden, het enige dat banken konden doen was stortingen accepteren en cheques van het ministerie van Financiën uitbetalen. Om deze proclamatie te rechtvaardigen haalde Roosevelt de Trading with the Enemy Act van 1917 van stal. Daarin stond niets over banksluitingen, maar deze wet gaf de president wel de bevoegdheid de export of de opslag van goud en geld te verhinderen in tijden van een nationale noodsituatie. Het was een noodgreep, maar FDR rekende erop dat het Congres meteen een wet zou aannemen die zijn stap zou goedkeuren.

Hij riep op tot een speciale zitting en het Congres ging zonder morren akkoord. De urgentie werd als zo groot ervaren, dat men de wet op 9 maart tekende zonder het gedrukte exemplaar gezien te hebben – dat was nog niet klaar.

Einde aan onzekerheid

De bank holiday was begonnen op maandag 6 maart 1933. Er was vrees voor rellen en massale aanvallen op banken maar in werkelijkheid verwelkomde de bevolking de proclamatie – hij maakte in elk geval een einde aan onzekerheid. Opeens leek de overheid ergens toe in staat te zijn. De psychologie daarvan, na maanden, zelfs jaren van mislukt beleid, was enorm. Ook het gevoel, wat krantenverslagen bevestigden, dat er geen verschil in behandeling was tussen arm en rijk, deed wonderen.

Er was een sluiting gepland voor drie dagen, maar Roosevelts noodwet bood de mogelijkheid om door te gaan zo lang als nodig was. Alleen de contanten die reeds aanwezig waren, konden gebruikt worden. Spaarpotten werden omgekeerd, matrassen geleegd. Wie voordien al veel geld uit de banken had gehaald, ontdekte dat er geen wisselgeld was voor biljetten van vijftig en soms zelfs niet voor biljetten van twintig dollar.

Het plotselinge ontbreken van cash leidde tot mooie verhalen. De kranten vertelden al snel hoe de Amerikanen ermee omgingen. Een Rexall-drogisterij in Californië beschilderde schelpen met munteenheden en gebruikte die als wisselgeld. Een warenhuis in Detroit bood drie pakken, drie paar schoenen en een jurk voor een varken van 250 kilo. Illegale drankhandelaars in Toledo lieten weten dat ze vervangende biljetten accepteerden die door de stad waren uitgegeven. Gnuivend werd het nieuws begroet dat John D. Rockefeller, de rijkste Amerikaan, zijn personeel niet meer kon betalen – hij deed dat altijd in cash – en hen had gevraagd een paar dagen te geduld te hebben.

Er werd onderhandeldgebarterd bij het leven. In Arkansas betaalde een vrachtwagenchauffeur zijn bekeuring met twee zakken rijst. Een krantenabonnement kostte tien bushel graan. Muziek- en theatergezelschappen gaven gratis voorstellingen. In een stad als Detroit waar de banken al vier weken tevoren waren gesloten, stond het water tot aan de lippen. Ambtenaren konden hun cheques niet innen. Toen ze honger begonnen te lijden, zette de stadsoverheid iedereen op een uitkering, want dat was federale cash en die was buiten de banksluiting gehouden. Een probleem was dat veel instellingen eigen geldeenheden gingen uitgeven (al of niet in de vorm van schelpen), wat weer tot andere problemen leidde.

Fanmail

Minister Woodin besloot dat er flink wat geld gedrukt moest worden in de vorm van Federal Reserve Bank Notes, maar koppelde de dollar los van de goud- of zilverstandaard. Om de bankcrisis af te wikkelen, verdeelde Woodin de banken in drie groepen: Klasse A banken konden de week van 13 maart weer opengaan; Klasse B banken moesten eerst veranderingen aanbrengen in hun structuur; Klasse C banken zouden voorgoed worden gesloten. Hij had vijf dagen om de banken in de verschillende groepen onder te brengen.

Op 10 maart werd in nieuwe bankbiljetten gedrukt, die werden vervoerd naar de 12 Federal Reserve Banks verspreid over het land. Uiteindelijk zouden de banken op maandag 13 maart weer geopend worden. Op de zondagavond daarvoor hield Roosevelt zijn eerste Fireside Chat . Om 10 uur 's avonds zaten tientallen miljoenen Amerikanen aan de radio gekluisterd toen Roosevelt in eenvoudige bewoordingen uitlegde wat er aan de hand was, ' Een home run ' volgens Will Rogers. 'Hij zorgde ervoor dat iedereen het begreep, zelfs de bankiers.'

Toen de banken op maandag open gingen, was het mirakel compleet. Er was ineens weer vertrouwen. In plaats van met een noodgang het nieuwe geld weer uit de banken te halen, begonnen mensen terug te brengen wat ze eerder hadden opgenomen. Aan het einde van de eerste dag waren de meeste banken weer geopend. In New York gold dat voor alle banken, op negen na. De aandelenmarkt schoot omhoog. Klanten haastten zich terug naar de winkels. De federale overheid gaf een nieuwe reeks Treasury Certificates uit en ontdekte dat er meer vraag was dan waar ze aan kon voldoen. FDR had in één klap het vertrouwen van de burgers gewonnen. Alleen al de eerste week als president kreeg hij 450.000 brieven uit het hele land. De postkamer van het Witte Huis moest extra mensen aannemen.

Het goud dat tijdens de crisis ook begon weg te lekken, was intussen al teruggekomen naar de banken nadat het ministerie van Financiën had gedreigd de namen van goud-onttrekkers te zullen publiceren. Er waren ook geruchten dat de overheid alle goud in beslag zou nemen en alle bezitters ervan zou straffen met een boete van tweemaal de waarde ervan. In één dag brachten 3.000 Newyorkers hun goud terug.

In april 1933 verliet de VS voorgoed de goudstandaard. In juni werd de Federal Deposit Insurance Corporation opgezet, die tot de dag van vandaag privéinleg garandeert tegen banksluitingen. In de eerste honderd dagen kwam Roosevelt ook nog met de Federal Emergency Relief Administration, hulp biedend aan werklozen. De Gold Reserve Act van 1934 verbood privé-eigendom van onbewerkt goud en stopte met het gebruik van gouden munten. Daarmee verlaagde FDR de prijs van goud en devalueerde hij de facto de dollar. Aan het begin van 1935 kwam de Social Security Act, de Amerikaanse AOW. In 1936 sloot, voor het eerst in zestig jaar, geen enkele Amerikaanse bank. De economische crisis zou pas door de oorlog worden opgelost, maar het oplossen van de bankcrisis was het eerste succes van de New Deal.

Literatuur

The Banking Crisis of 1933 door Susan Kennedy, 1973

The Banking Panics of the Great Depression door Elmus Wicker, 1996

Freedom from Fear. The American People in Depression and War, 1929-1945 door David Kennedy, Oxford History of the United States, 1999.