Lincoln Steffens

Wim Roefs

Lincoln Steffens The Shame of the Cities is niet alleen een historisch boek over corrupte stadsbesturen in Amerika rond 1900. Het is met name van belang omdat het zelf een stuk geschiedenis is. Het boek en de auteur zijn belangrijke exponenten van de zogenaamde muckrakers, de hervormingsgezinde journalisten tijdens de Progressive Movement van pakweg de eerste vijftien jaar van de twintigste eeuw. Zij openbaarden in boeken en ruim tweeduizend artikelen de misstanden bij de overheid en in het bedrijfsleven, gevangenissen, kerken en bij de pers zelf. Steffens boek was journalistiek, zoals hijzelf benadrukte, geen academische verhandeling, ook al had de schrijver geschiedenis gestudeerd. Hij verzamelde krantenartikelen en documenten en verrichtte interviews. En hij analyseerde als een volleerd politicoloog het functioneren van de stadsbesturen in St. Louis, Minneapolis, Pittsburgh, Philadelphia, Chicago en New York.

Het boek verscheen in 1906, nadat de afzonderlijke hoofdstukken in 1902-1903 waren gepubliceerd in McClure's, een van de meest vooraanstaande muckraker-tijdschriften. Elke stad in Steffens boek was een typisch voorbeeld van een bepaald aspect van corruptie dat in de meeste Amerikaanse steden voorkwam. Het Chicago-voorbeeld toonde een poging om corrupt bestuur te hervormen. New York was een voorbeeld van goed stadsbestuur na de succesvolle hervorming van een corrupt systeem.

De specialiteit van St. Louis' stadsbestuurders was een tariefstelsel voor steekpenningen. Het stelsel scheef ondernemers precies voor hoeveel ze politici moesten toeschuiven voor bepaalde overheidscontracten of het recht om bijvoorbeeld een tramsysteem te exploiteren. In Minneapolis regeerden stadsbestuurders de onderwereld via de politie voor eigen gewin; agenten hielden zelfs de wacht voor inbrekers. Philadelphia's corruptie omvatte een ongewoon groot deel van de gegoede burgerij en was bovendien een voorbeeld van hoe zwendel een grootscheepse hervormingsbeweging had overleefd. Pittsburghs specialiteit was 'legale' corruptie. Politici daar ontwierpen wetten en richtlijnen voor overheidsprojecten die henzelf en hun companen rijk maakten. Als de stad graniet nodig had en de steengroeve van de politieke boss of zijn partner lichtblauwe graniet bevatte, dan bepaalde de richtlijnen dat lichtblauwe graniet nodig was; dat zette de concurent met lichtbruine graniet buiten spel.

Corruptie in de steden was routine. De inventiviteit waarmee politici en zakenlui steeds weer nieuwe manieren vonden om elkaar te verrijken ten koste van het gemene goed, kende geen grenzen. Steffens verslagen waren schokkend maar geen onthullingen, zoals hijzelf benadrukte. Hij verzamelde brokken informatie die bekend waren en vaak al in lokale kranten hadden gestaan. Dat was juist het probleem, stelde Steffens. Naast de politici en de zakenwereld, volgens hem de bron van alle ellende, was de corruptie ook de schuld van de burgers. Zij lieten het toe. Maar in alle steden waren ook altijd burgers in opstand gekomen, stelde Steffens, en er was dus hoop. Er was hoop dat burgers uiteindelijk het gespuis de deur zou wijzen en goed, eerlijk beleid zouden eisen van hun politieke afgevaardigden.

Steffens boek was in diverse opzichten een klassiek Progressief tractaat. Hij wantrouwde het bedrijfsleven en veroordeelde de concentratie van politieke macht en rijkdom en de daarmee gepaard gaande misbruik. Steffens meende nietemin, zoals veel Progressieven, dat vooruitgang mogelijk was middels menselijk ingrijpen en goed, professioneel bestuur. Een van de gevolgen van Progressieve agitatie, inclusief Steffens boek, was dat diverse steden de macht van gekozen ambtsbekleders, zoals de burgemeester, beperkten ten gunste van een benoemde professionele, wellicht politiek onafhankelijkere city manager. Het Progressieve tijdperk kende ook de introductie van het referendum en andere manieren waarop kiezers gekozen politici de wet kon voorschrijven.

Progressivisme was een reaktie onder veelal goedopgeleide, jonge lui uit de gegoede burgerij tegen de uitwassen van industrialisatie en urbanisatie. Ze verzette zich tegen obscene rijkdom voor enkele grootindustrielen, groeiende armoede en ellende onder het stedelijke proletariaat en machtsmisbruik en corruptie in het bedrijfsleven en de politiek. Sommigen preekten het sociaal evangelie, anderen deden sociaal werk onder de armen, vochten tegen alcohol of voor het kiesrecht voor vrouwen en andere politieke hervormingen. Velen wilden strengere regulering van grote corporaties. Progressieve onderwijsdeskundigen pleitte voor meer en moderner onderwijs voor de massa. Juridische Progressieven meende dat wetten niet absoluut waren maar een weerspiegeling moesten zijn van sociale ontwikkelingen, wat een geheel nieuwe opvatting was.

De Progressive Beweging was verre van eensgezind. Sommige historici menen dat het helemaal geen beweging was; Progressieven richtten zich op veel verschillende problemen en waren het regelmatig onderling oneens. Maar progressieven wilden veelal hervormingen, geen ander maatschappelijk stelsel. Steffens zou later tijdelijk sympathie hebben voor de Soviet Unie en een muckraker als Upton Sinclair was een socialist, maar de meeste Progressieven vreesden klassenstrijd. Zij wilden met hervormingen juist sociale orde en een menselijke maatschappij creeren om een radicalere reactie te voorkomen. Ze verwierpen het toen gangbare sociaal-darwinisme en de laissez-faire mentaliteit en pleitte voor een aktieve, regulerende overheid. Met zo'n overheid, een aktieve burgerij en toepassing van moderne managementmethodes op maatschappelijk bestuur was vooruitgang mogelijk. Socialisten en andere radicalere linkse groepen vonden de Progressieven veelal maar slappe hap.

Muckrakers zagen hun rol vaak als degenen die misstanden bloot legden en anderen tot aktie aanzetten. De term zelf kwam van Teddy Roosevelt. De president reageerde op een serie van Graham David Phillips in Cosmopolitan Magazine over corruptie in de Amerikaanse Senaat. De naar schandalen gravende journalisten, meende Roosevelt, konden alleen maar naar beneden kijken met een muckrake, een mestriek, in de hand. Veel van die journalisten accepteerden de term als een geuzennaam.

Het eerste hoofdstuk van The Shame of the Cities werd in October 1902 gepubliceerd. Het wordt vaak als het eerste echte muckraker-artikel beschouwd, ook al waren er in de jaren negentig al diverse journalisten die wantoestanden in het bedrijfsleven aanpakten. Steffens' serie was hoe dan ook een van de belangrijkste bijdragen aan muckraking-journalistiek. Het tweede deel verscheen in McClure's in Januari 1903. Dat nummer bevatte ook een verhaal van Ray Stannard Baker, een andere beruchte muckraker, en een hoofdstuk van Ida Tarbells beroemde serie over de achterbakse en vaak illegale praktijken van John D. Rockefeller en zijn Standard Oil.

Tarbells verhalen leidden tot een officieel onderzoek naar Standard Oil en een gedwongen verdeling van het concern in kleinere bedrijven. Hetzelfde gebeurde onder invloed van muckrakingjournalistiek met grote sigarettenfabrikanten. Upton Sinclairs boek The Jungle, over de gruwelijke arbeidsomstandigheden en sanitaire misstanden in Chicago's slachthuizen, schokte de burgerij. Maar het boek raakte de burgers in hun maag, niet in hun hart, klaagde Sinclair. Het boek leverde dan ook een bijdrage aan de regulering van de voedingsindustrie, niet aan een arbeidsinspectie.

Muckrakers speelden in diverse staten een rol in het doorvoeren van de achturige werkdag, hervormingen in het gevangeniswezen, arbeidsongeschiktheids- en kinderarbeidswetten. Ze waren echter vaker een onderdeel van bredere bewegingen dan de directe, laat staan enige oorzaak voor verandering. Steffens werk hielp politieke veranderingen in sommige steden. Maar hij ontdekte de corruptie niet zelf; hij beschreef het veelal nadat hervormingsgezinde burgers of ambtenaren aktie hadden ondernomen.

Muckraking als een journalistieke 'beweging' ging met de Progressive Beweging ten onder. Rond de Eerste Wereldoorlog hadden veel Amerikanen genoeg van sociale wetgeving en sterke overheidsbemoeienis in het algemeen. Na de oorlog verminderde rassenrellen, stakingen en de jacht op vermeende links-radicalen — de Red Scare — de trek in progressief beleid verder. Toen de Republikein Warren Harding in 1920 'een terugkeer naar normaliteit' beloofde en het presidentschap veroverde, was het duidelijk dat een nieuw tijdperk was aangebroken.

Steffens was al eerder gefrustreerd geraakt met het gebrek aan radicale hervormingen tijdens het Progressieve tijdperk. Hij ging in 1917 en 1919 naar de Soviet Unie. Terug in Amerika, stelde hij: 'Ik heb de toekomst gezien, en het werkt.'