De onttakeling van Michael Dukakis

Een ereplaats in de lijst van de meest klunzige campagnes aller tijden komt toe aan de ondergang van de Democraat Michael Dukakis in 1988 tegen George H.W. Bush, in 1988. Destijds was Dukakis gouverneur van Massachusetts, een staat die begin jaren tachtig zwaar was getroffen door de recessie in de oude industrieën. Hij kon bogen op de wederopstanding van Massachusetts als een high tech paradijs. De overheid had daarvoor de gunstige voorwaarden geschapen (public private partnership was toen het buzzword). Dukakis was al voor de derde termijn gouverneur, met een onderbreking van vier jaar. Na zijn eerste termijn hadden de kiezers hem eruit gegooid, niet wegens gebrek aan succes maar omdat ze hem een koele vis vonden en nog arrogant ook. Maar nadat hij met de nodige nederigheid zijn plek had herwonnen, was hij nu, in 1988, razend populair als succesvolle gouverneur, leider van een nieuwe generatie van Democratische politici met hun wortels in de staten, waar gewoon beleid gemaakt moest worden.

Aanvankelijk was Gary Hart, de grote onvervulde belofte van de Democraten, de tegenstander waarvan Dukakis het meest te duchten had. Maar voordat de campagne goed en wel was begonnen, in 1987 nog, had Hart zichzelf knock out geslagen door een affaire met een dom blondje. Omdat hij net tevoren de pers had uitgedaagd hem maar te betrappen als ze dachten dat hij iets had, kwam de onthulling van de relatie des te harder aan. Exit Hart. Een andere concurrent voor Dukakis was senator Joe Biden van Delaware (de laere vice president). Maar het was het jaar van de zelfverbrandingen want ook Biden ging in vlammen ten onder. Hij werd daarbij overigens geholpen door de Dukakis campagne die had ontdekt dat Biden de tekst van een van zijn stump speeches letterlijk had overgenomen van Neil Kinnock, de Labour leider in het Verenigd Koninkrijk. Inclusief de referenties aan een armoedig verleden met familie ploeterend in donkere mijnschachten. Exit Biden. (Dit verhaal had overigens nog een opbeurende kant omdat Biden een maand later acuut in het ziekenhuis belandde met een aneurism in zijn hals – een gescheurde ader – die hem op de campagne-trail mogelijk het leven had gekost).

Maar de Kaltstellung van Biden kostte Dukakis diens meest belangrijke adviseur en campagneleider, de man die de zaak aan het rollen had gebracht. Zijn ontslag zou later desastreus blijken.

De voorverkiezingen liepen voorspoedig voor Dukakis. De enige lastpost was de zwarte leider Jesse Jackson, die her en der won en nadrukkelijk het leiderschap van de belangrijke groep zwarte kiezers opeiste. Tijdens de conventie in Atlanta dat jaar, geloofde iedereen er in. Het was een open jaar omdat Ronald Reagan met pensioen ging en George H.W. Bush niet vanzelfsprekend diens erfenis kon opeisen. Het land leek ook te smachten naar ander, jonger leiderschap. Na de conventie lag Dukakis 17 procentpunten voor op Bush. Iedereen ging dus voldaan naar huis en Dukakis liet zich verleiden tot een lange vakantie. Tot in september de echte campagne begon, hoorde men niets meer van Dukakis. Dat was een catastrofale fout.

Het bood de Republikeinen de gelegenheid om met volle kracht in te zetten tegen Dukakis en die lieten ze niet onbenut. De meeste Amerikanen hadden geen idee wie deze gouverneur van een kleine staat in New England was en de Bush campagne hielp hen om Dukakis op het netvlies te krijgen. Ze definieerden hem bekwaam als een ultraliberale Taxatuchetts liberal, gouverneur van een staat waar ze (zwarte) gevangenen een weekendje naar huis lieten gaan, waar ze keurige blanke mensen vermoordden, waar ze vlaggen verbrandden, de pledge of allegiance niet aflegden, alle geweren wilden afschaffen, kortom, het gewone Amerika wilden afschaffen. Eén bijzonder schaamteloze commercial van de Bush campagne liet een groep zwarte criminelen door een draaideur gaan: de beruchte Willie Horton campagne. Horton was een van die weekendgangers die tijdens zijn verlof een moord had gepleegd. Hoewel Dukakis dit programma van zijn voorganger had georven en het ook in andere staten werd toegepast, kon deze racistische boodschap, in combinatie met de luidruchtige kandidatuur van Jesse Jackson, zo tegen hem uitgespeeld worden. De legendarische campagneleider Lee Atwater (legendarisch en genadeloos) was ervoor verantwoordelijk.

Na de zomer was de voorsprong van 17 punten verdwenen en moest Dukakis catch up spelen. Hij herstelde zich nooit meer. Bush

definieerde de issues én de kandidaat en het enige wat Dukakis kon roepen dat het toch echt niet zo was. Dat werkte niet. Bovendien bleek Dukakis integer maar ongelooflijk saai en ongeïnspireerd. Hij kon zijn programma niet omzetten in de hapklare brokken die mensen moeten overhalen hem te vertrouwen als president.

Dukakis was zijn eigen grootste vijand: hij wilde zich overal mee bemoeien, was eigenwijs en onkundig van campagnetechnieken. Toen hij eindelijk luisterde naar zijn adviseurs liet zijn beoordelingsvermogen hem in de steek. De mediamensen vertelden ze hem dat hij, om iets uit te

 stralen als betrouwbare leider, die ook nog eens helemaal vóór een sterk leger was, maar wat rond moest rijden in een tank. Dat heeft hij geweten. Dukakis’ hoofd stak zo lullig boven de tank uit, getooid met een helm die hem vooral op Snoopy deed lijken, en hij reed zo zichtbaar ongemakkelijk rond, dat hij inderdaad overal de avondnieuws programma’s bereikte. Alleen met de verkeerde boodschap. Hier zat iemand die met zich liet sollen, die zwak scheen, een man ongeschikt voor het presidentschap.

De twee debatten die zijn laatste kans waren op herstel, verliepen ook al niet goed. Het eerste debat ging nog wel, vooral omdat vice-president Bush, die de neiging had om onbegrijpelijke zinsconstructies op te lepelen, vaak met zichzelf in de knoop raakte. En ja, Bush gaf het toe, visie had hij ook niet. Dukakis’ vrije val in de opiniepeilingen stopte. Het tweede debat was echter een ramp. Dukakis had hard getraind, in plaats van uit te rusten en stond stijf van de adrenaline achter zijn podium (een verlaagd podium, want hij was nogal klein van stuk – een wetenswaardigheid die de Bush campagne fijntjes rondtetterde). Meteen de eerste vraag ging het mis. Een instinker. Wat zou u doen als uw vrouw verkracht en vermoord was en u kreeg de dader in handen, zo vroeg de ook niet zeer verfijnde vragensteller. Na een aarzeling over een zo ongepaste vraag, begon Dukakis aan een volstrekt ongepassioneerd betoog over de doodstraf. Die zou niet preventief werken, blah, blah. Wat hij had moeten doen was een emotionele reactie geven: dat hij de man graag de nek om zou draaien maar dat je zoiets niet doet in een beschaafde samenleving, omdat daar de overheid straft en niet de individuele burger. Dukakis bevestigde alles wat mensen van hem dachten: arrogant, eigenwijs, koel, onbewogen.

Zelfs mensen die Dukakis het voordeel van de twijfel hadden gegeven, begonnen nu af te haken. Ze waren er nu van overtuigd dat hij simpelweg niet geschikt was voor het presidentschap. Hoe moest die man ooit een beleid verkopen? George H. W. Bush consolideerde zijn straatlengte voorsprong en was niet meer in te halen. Curieus genoeg leek Dukakis in de laatste dagen van de campagne, toen er niets meer op het spel stond, te ontdooien en in zijn ritme te komen. Ineens klonk hij bewogen, een pleidooi houdend voor gewone mensen. Maar het was te laat. Op 7 november 1988 werd hij afgemaakt. Zijn campagne wordt nu gebruikt als leerboek van hoe het absoluut niet moet.