Alfons Lammers

Opgetekend door Frans Verhagen in 2001

Professor Dr. A. Lammers is emeritus hoogleraar Amerikaanse Geschiedenis aan de Universiteit van Leiden. Hij publiceerde een aantal boeken over de Verenigde Staten, waaronder Franklin Delano Roosevelt Koning van Amerika, God Bless America en De jachtvelden van het geluk. In november neemt hij afscheid van zijn professoraat en het boeken schrijven met Adieu Amerika! dat is verschenen bij uitgeverij Balans.

'Amerika bestond eigenlijk niet in mijn studietijd. Begin jaren zestig was er vrijwel geen belangstelling voor, zeker niet op academisch niveau. Natuurlijk had Schulte Nordholt al het een en ander gedaan: Een Volk dat in Duisternis Wandelt in 1956 en een Lincoln biografie in 1959, maar dat was het. Presser had een overzichtswerk gemaakt, Van Kolonie tot Wereldmacht.

Mijn interesse was een combinatie van toeval en de wens om te pionieren. Het toeval was dat ik een boek vond, The Roosevelt Revolution van Mario Einadi, dat me fascineerde. Maar het was ook een vlucht uit de zware nadruk op vaderlandse geschiedenis, die me niet echt interesseerde. Zo begon ik opeens Amerika te ontdekken, vooral door veel te lezen, zelf te doen. Dat lag niet voor de hand maar ik wilde iets waarin ik kon opvallen, waarmee niet iedereen bezig was. En ik vond het gek dat Amerika zo buiten beschouwing bleef. Het trok je toch aan door wat er in de wereld gebeurde: we waren bevrijd door de Amerikanen, ik hoorde verhalen van mijn oom die op de grote vaart zat en mijn zus was naar Canada geïmmigreerd.

In 1963 kwam toen Schulte Nordholt en kon je officieel Amerikaanse geschiedenis doen. Ik heb nauwelijks college bij hem gevolgd maar ik deed wel een tentamen. Na afloop daarvan vroeg hij me of ik niet met een beurs naar Amerika wilde. Zo kwam ik terecht op Brandeis University, vlakbij Boston. Dat kwam me wel uit: ik wilde weg uit Nederland. Geestelijk was ik al weg en toen kon ik ook fysiek vertrekken.

Eerst historici bouwen

In die tijd werd Amerika niet heel serieus genomen als object van geschiedenis. Ik weet niet of dat veel is veranderd. Neem die opvolgerskwestie, of er in de traditie van Huizinga en Schulte Nordholt en mijzelf een nieuwe hoogleraar Amerikaanse geschiedenis moet komen. Er is altijd gedonderd over, ook in Amsterdam trouwens. We doceren de oudheid, middeleeuwen, sociaal economische, vaderlandse en dan zou Amerikaanse geschiedenis wegvallen? Het is toch niet een land dat onderdoet voor Turkije? We hebben hier Turkse geschiedenis, Japanse geschiedenis. Amerika is toch wel een land van enig belang. Het is vreemd en erg vermoeiend dat je steeds weer moet bewijzen dat het de moeite waard is om op academisch niveau te bestuderen.

Dat het nu nog steeds zo is, dat heeft me toch altijd erg verbaasd. Misschien denken Nederlanders dat ze bij hun geboorte al een hele hoop kennis meekrijgen van Amerika en dat de rest dan niet meer zo relevant is. Maar wat mensen weten zijn alleen maar de dingen die net gebeurd zijn en zelfs dat niet.

Ik heb altijd studenten ontmoedig om alleen maar Amerika te doen. De eerste twee jaar moet je je breed oriënteren en Europese en vaderlandse geschiedenis doen. Als je dan later aan die Amerikaanse geschiedenis begint dan houdt je altijd een voorsprong op Amerikaanse historici die wel heel erg Amerikaans gericht zijn. Ze denken weinig comparatief en komen vaak tot oordelen waarvan ik denk: dat is toch wel heel erg provinciaals en waar is je vergelijkingsmateriaal? Alleen maar Amerika studeren, daar ben ik erg op tegen. Het gaat mij om historici, je moet eerst historici bouwen, studenten geschiedenis.

Als je heel goed bent dan kun je als Europeaan wat toevoegen aan de visie op de Amerikaanse samenleving. Er zijn er maar weinigen die dat kunnen. Ook Amerikaanse historici hebben zo'n houding van: wat uit Europa komt is nooit helemaal serieus te nemen. Ze denken dat Europeanen toch niet precies de essentie pakken. Erg argwanend. Maar ik ben ervan overtuigd dat vergelijkende geschiedenis heel goed zou werken, maar je moet het wel kunnen.

Overdonderend en overweldigend

Mijn interesseerde altijd heel erg wat Europeanen over Amerika hebben gedacht. Dat komt echt voort uit mijn eerste kennismaking in 1966. Ik ging nog met de boot, met de Statendam, en dan zie je die skyline van New York en dan denk je, My God. Nu gaat iedereen naar Amerika maar toen was dat heel bijzonder. Je wist er niet zo heel veel van. Het was echt een overdonderend en overweldigend land, vandaar dat ik zo geïnteresseerd ben in mensen die datzelfde hebben ervaren, al in de negentiende eeuw, tot en met nu, die verbijstering over Amerika.

Nu is het ineens een evil empire aan het worden volgens mensen als Rudy Kousbroek. Ik bedoel maar. Er is altijd wel iets aan de hand met Amerika, vanuit ons perspectief, het is slecht of het is goed. Je staat er eigenlijk nooit neutraal tegenover. Of het interesseert je helemaal niet, maar dat is toch ook een stellingname. Helemaal neutraal is volgens mij niemand. Franse geschiedenis, Duitse geschiedenis, er komt nooit zoveel emotie bij kijken als bij Amerika.

We vinden het vervelend dat we zo verschrikkelijk beïnvloed worden. Het is een soort hyperpower geworden, je ontkomt er niet aan. Amerika is zo alom aanwezig dat je er op de een of andere manier toch rekenschap over moet afleggen. Ieder weldenkend mens zou een idee over Amerika moeten hebben. Een idee, niet per se een mening.

Het heeft me altijd verbaasd dat er niet meer mensen zijn die dieper willen gaan in de cultuur en geschiedenis van de verenigde Staten. Er is wel veel aandacht en soms, bij verkiezingen, denk je het is veel te veel, maar zodra je dieper gaat laat men het afweten. Ik zou geen werk kunnen bedenken, hier in Nederland, dat echt diep is gegaan en waarvoor dan ook nog grote belangstelling bestaat. Het is geloof ik onmogelijk een boek te schrijven over Amerika, afgezien van een algemeen overzichtswerk, zoals het boek van Maarten van Rossem. Schulte Nordholt deed het in de jaren vijftig met de geschiedenis van de zwarten en later met de burgerrechten. In zijn tijd was vooral dat eerste terrein ook voor de Amerikaanse historici nog grotendeels onbekend.

Roosevelt was mijn thema. Om die man kon je natuurlijk niet heen, dat is toch wel steeds duidelijker geworden. Roosevelt sprak me aan, door zijn persoonlijkheid, de luchtigheid. Hij deed het allemaal met de schijn van gemak. Het zelfvertrouwen. Presidenten moeten zelfvertrouwen uitstalen, Amerikanen willen iemand die leiding geeft. Het presidentschap is een rollenspel, gedeeltelijk bedoeld om de Amerikanen het idee te geven dat het goed gaat met hen en het land. Je mag niet twijfelen aan jezelf.

Dat was natuurlijk de kracht van Roosevelt. Het ging helemaal niet zo goed met het land, maar als hij sprak dan leek het wel alsof het op duur goed zou kunnen gaan. Dat straalde hij uit. Hoover wist ook wel wat hij deed, maar als je hem hoorde dan dacht je: mijn God. Dat had ik ook heel sterk met Carter. Of met Gore. Dat je denkt: wat erg. Je moet natuurlijk wel je boodschap kunnen overbrengen en dat ligt aan je persoon. Als je niet iemand bent dan gaat dan niet. Roosevelt heeft me naar Amerika getrokken.

Ik had nog graag over Nixon geschreven, die intrigeert me, ook als persoon. Een soort tegenhanger van Roosevelt, die twee hebben Amerika in de twintigste eeuw echt beïnvloed. En dan had ik een wat genuanceerder beeld van Nixon schetsen dan hier in Nederland heerst, niet alleen maar de bad guy. Nixon had alles natuurlijk van de grond af aan zelf moeten opbouwen, Roosevelt was een rijke patriciër. Als je Nixon niet begrijpt, dan begrijp je Amerika niet.

Ik zou iets hebben willen doen over het beeld van Nixon in de Amerikaanse geschiedenis. Uiteindelijk zijn er opera's over Nixon geschreven, films gemaakt, popmuziek en dergelijke. Op de gekste plaatsen zie je Nixon terugkomen. Hoe beklijft hij nu in de Amerikaanse samenleving? Merill Peterson heeft zoiets gedaan over Jefferson en Lincoln. Misschien is het nog te vroeg voor Nixon. In elk geval hoor ik niet tot de pure Nixon haters.

Ik beklemtoon altijd dat als je alleen maar progressief Amerika bekijkt, zoals ook veel historici doen, als je het rechtste Amerika helemaal buiten beschouwing laat, dat je dan de helft van Amerika niet begrijpt. Dat is inderdaad ook het grootste probleem voor Nederlanders. Er zijn maar weinig echt goede boeken die vanuit dat perspectief worden geschreven. Historici worden zo opgeleid en het is maar zelden dat ze eruit kunnen treden. Omdat we zelf zo progressief zijn, denken we, zien we toch alleen maar dat progressieve Amerika en alles wat daarbuiten valt vinden we raar. Dat hoort niet bij Amerika. Maar het hoort er wel bij.

Ik zou als tegenwicht de nadruk leggen op alles wat je hoort over die hele andere traditie, dat hele behoudende, die krachtige conservatieve stroming, die altijd aanwezig is gebleven. Ik zou geen liberal historian proberen te zijn. Dat ben ik natuurlijk wel maar ik realiseer me steeds als je daar gewoon het land in gaat, het toch heel anders is.

De Ku Klux Klan, die hoort er toch wel heel erg bij. De John Birch Society, het zijn uitingen van het andere Amerika. De opkomst van Goldwater, waar kwam dat vandaan? Die hoek waaruit McCarthy, Goldwater, Reagan en Nixon komen, dat vind ik interessant. De tegenbeweging, mensen als William F. Buckley. De New Deal ging helemaal niet zo gemakkelijk als wij nu denken. Er was veel verzet. Waar komen die krachten vandaan en waarom zijn ze belangrijk? Liberals hebben steeds dat idee dat de het altijd vooruit gaat, altijd naar een betere maatschappij. Ik ben iets conservatiever ingesteld.

Verkiezingen gaan altijd ergens over

Die aandacht voor presidenten leidt wel enigszins de aandacht af van waar het echt om draait, maar goed, ik heb er met mijn Roosevelt ook aan meegedaan. Het is wel prettig om aan die presidenten iets op te hangen en het is waar, verkiezingen gaan altijd ergens over. Het is altijd een graadmeter van wat er in het land aan de hand is. De president die wordt gekozen past ook altijd precies bij de omstandigheden van die tijd, die komen niet zomaar ergens vandaan. Het is niet toevallig Nixon, toevallig Carter of toevallig Reagan. Niet dat ze gedetermineerd zijn, maar ze hebben allemaal te maken met de tijd en de omstandigheden en door dat te bestuderen kun je heel veel van Amerika begrijpen.

Je ziet bij verkiezingen dat het niet alleen om die kandidaten gaat maar ook om grote stromen. Zoals die Goldwater in 1964. Niemand van de tijdgenoten zag echt in dat dit het begin was van een conservatieve beweging. Ze schreven nauwelijks over hem, maar als een halve gare. Als je dat goed had bestudeerd, dat je had kunnen zien dat het een startsein was. Als je voorbij die kandidaten kijkt, waar ze voor staan en waar ze de representant van zijn, dan kun je daar veel van opsteken.

Van Clinton leer je toch ook dat het zo goed ging dat men zich druk kon maken over er ruimte was om je druk te maken over schandalen. Verder gebeurde er niet zoveel. Hij is een beetje een irrelevante president. Dat zag je in de jaren twintig ook, dat die culturele verschillen belangrijk werden, gedoe over dingen die in een depressie helemaal niet ter zake doen. Dan lijkt het land erg verdeeld maar is het niet. Ik zie de meest recente verkiezingen dan ook niet als bewijs van grote verdeeldheid. Ik zou niet weten langs welke breuklijn dit land verdeeld zou zijn.

Nou ja, Gore had voor mij vooraf al afgedaan na afloop van het impeachment, toen hij zei dat hij naast de grootste president stond. Toen dacht ik: je bent gewoon een zak. Je kunt je tenminste inhouden. Dat is nou echt een gemiste kans. Ik ben er, met Arthur Schlesinger, van overtuigd dat mensen die twee termijnen als vice president hebben gediend niet geschikt zijn als president. Die hebben zich veel te buigend, zichzelf wegcijferend moeten opstellen. Dan kun je niet meer je eigen man worden. Na acht jaar wist Gore niet meer welke standpunten hij moest innemen. Ik denk ook niet dat Bush een dommerik is. Dan kom je daar niet. Hij speelt het soms goed. Maar kijk naar de mensen om hem heen en naar wat hij uitstraalt.

Voor mij begint de Amerikaanse geschiedenis oninteressant te worden vanaf 1980. Ik heb het moeilijk gevonden om vat te krijgen op Reagan, op die jaren tachtig. En dan Bush, nou ja. En Clinton dat vond ik het minst interessant. Nee, dan die jaren zeventig en vooral de regering Ford. Het was een cruciale periode, 1974 tot 1976. Er gebeurde zoveel, ook bij de Democraten. Ik heb nooit begrepen dat ze hem dat pardon voor Nixon zo kwalijk namen. Hij had niets anders kunnen doen. Ik heb de memoires van veel mensen uit die tijd gelezen – een aantal ervan zijn nu weer terug in de regering Bush. Het is een heel interessante periode, tot nu toe genegeerd door historici. Nou, en dan was het jaar 1980 nog wel interessant. Daarna kan ik er geen verhaal meer van maken. Ik heb wel over Reagan en Clinton geschreven, maar de spanning is er een beetje uitgegaan. Sinds Clinton poffertjes ging eten in Delft, heb ik het opgegeven.

Gemakzucht en beeldvorming

Maar wat er daarvoor is gebeurd, dat is en blijft razend interessant. Het idee alleen al dat Amerikaanse geschiedenis als specialisme zou verdwijnen! Dat mag niet, al was het alleen maar uit respect voor Schulte Nordholt. Daar heb ik me erg over opgewonden. Alles wat je hier aan vakken geeft, zoveel studenten en dan te zeggen, als bedrijf, dat stoten we af, terwijl het zoveel succes heeft. Ik vind dat moeilijk te vatten. Maar gelukkig blijft het, ook in Amsterdam.

Schulte Nordholt was bijzonder in zijn combinatie van talenten: de historicus, de dichter, de berijmer van psalmen. De aandacht ligt nu ergens anders. Er zijn toch heel wat mensen afgestudeerd, ze zijn actief in de universiteit, maar als je hun congresbundels leest, dat is toch stomvervelend. Wat je ook vind van Schulte Nordholt, hij schreef een reeks mooie boeken. Ik zie niet veel mensen die de ambitie hebben een mooi, interessant, meeslepend boek over Amerika te schrijven. Afgestudeerden gaan liever de media in. En daar regeert de gemakzucht en een linksige beeldvorming. Ze hebben moeite met het willen begrijpen van de andere kant, van andersdenkenden.

Ik denk we ons als Europa ergens tegen af moeten kunnen zetten. Zoals Amerika zich ooit tegen Europa heeft afgezet, zo moet Europa in dat verzet tot volwassenheid komen. Intellectueel gezien dan. Er is ook niet veel anders om je tegen af te zetten. Ik denk dat Europa zo'n proces nodig heeft. Ik heb het ook altijd terecht gevonden dat die Amerikanen zeiden: zoek het zelf maar eens uit. Wij Europeanen zijn niet bereid zelf offers te brengen en als je nou echt Europeaan wilt zijn …. Maar ja, het is natuurlijk een beetje eng een eigen leger op te richten. Ik denk dat het anti-Amerikanisme nog wel toe zal nemen.'