De presidenten top 44

Donald Trump heeft de ambitie om een groot president te worden. Wat zeg ik, hij wil de grootste zijn, de greatest, een fenomenaal succes, ongekend, een voorbeeld voor de eeuwen. Hij ziet zichzelf al toegevoegd aan de vier presidenten op Mount Rushmore, het uitgehakte monument in South Dakota. Ongetwijfeld zou zijn haardos het daar goed doen maar de kans lijkt klein dat Trump in de waardering van historici in de categorie ‘greatest’ terecht zal komen. Sterker, volgens de meeste recente peiling voert hij slag met de onderste vijf, de mislukte presidenten. Het kabeltelevisiekanaal C-SPAN publiceert met enige regelmaat een top 44 (Trump is nummer 44 maar Grover Cleveland diende rond 1890 twee niet aaneengesloten termijnen).

De resultaten van zo’n peiling zijn altijd spannend en vaak amusant. Het beoordelen van Amerikaanse presidenten is een leuk gezelschapsspel waarin behalve min of meer meetbare factoren en argumenten ook ideologie en inschatting een rol spelen. Wat voor de een succes is, kan immers voor een ander falen opleveren. Er zijn nog steeds conservatieven die schuim op de mond krijgen als ze horen dat Franklin Roosevelt een fantastisch president was. Ook historici die meer geobjectiveerde criteria hanteren, verschillen in hun beoordeling van presidenten.

Ze doen dat sinds Arthur M. Schlesinger Sr, de vader van de bekende historicus met het toevoegsel Jr, in 1948 begon met een rondvraag onder 55 historici. Zijn categorieën waren ‘uitstekend, goed, gemiddeld, onvoldoende, of mislukt’. Schlesinger herhaalde zijn onderzoek in 1962 onder een iets groter aantal historici. In 1970 vroeg de socioloog Gary Maranell historici om de presidenten te rangschikken op zes criteria, variërend van ‘algemeen prestige in de huidige tijd’ tot ‘idealisme of praktische aard van de officiële daden van de president’. C-SPAN hanteert sinds 2000 tien categorieën variërend van ‘crisis leiderschap’, ‘moreel gezag’, ‘internationaal beleid’ tot ‘prestaties in de context van de tijd’. Het is niet het enige maar wel het meest gezaghebbende onderzoek geworden.

Nu wilt u natuurlijk weten hoe dat uitpakt. In de loop der jaren is er grote overeenstemming over de top vijf. Lincoln, Washington en Franklin Roosevelt vormen steevast de top drie. Ze hielden het land bijeen onder moeilijke omstandigheden, respectievelijk de Burgeroorlog, de consolidatie van de nieuwe republiek en de Grote Depressie. Op vier staat altijd Theodore Roosevelt, de eerste president in de twintigste eeuw, een man die als eerste serieus overheidsbeleid uitzette. Thomas Jefferson, de derde president, die het oppervlak van Amerika verdubbelde met de Louisiana Purchase (1803), staat altijd op plaats vijf.

Ook de laagste plekken liggen vast. James Buchanan klungelde zo op weg naar de Burgeroorlog dat hij er veel van de verantwoordelijkheid voor krijgt. Ook Franklin Pierce en Miljard Fillmore verdienden in die periode geen hoge cijfers. Andrew Johnson kon als opvolger van de vermoorde Lincoln niet omgaan met de naweeën van de Burgeroorlog. De arme Warren Harding, een man die zelf wist dat hij ongeschikt was voor het ambt en in 1923 overleed aan wat je een gebroken hart zou kunnen noemen, vindt hier zijn plek. In de tussenliggende categorieën is wel beweging. Aanvankelijk laag gewaardeerde presidenten als Eisenhower en Truman stegen gestaag, terwijl de geliefde martelaar-president John F. Kennedy daalde.

In de meest recente versie van de presidenten top-44 is ook Donald Trump opgenomen. Dat is nogal prematuur, zou je zeggen: moeten historici zich niet onthouden van een oordeel over een presidentschap dat maar een jaar oud is? Misschein, maar historici zijn ook maar gewone mensen en desgevraagd hebben ze zich laten verleiden tot een oordeel, gebaseerd op de kennis van inmiddels bekende patronen in zijn gedrag en optreden. Of Amerika weer great wordt dankzij Trump blijft de vraag, maar de 45ste president lijkt op dit moment vooral kans te maken op een veilige bij de laagste vijf. Zelfs een onderscheid tussen historici met Democratische achtergronden en neutrale of Republikeinse leunende academici leidt niet tot groot verschil: 40 is Trumps hoogste positie, in de combinatie komt hij op de laatste plek met 12 punten op een schaal van 100.

Hoewel het aardig weergeeft wat een jaartje Trump heeft veroorzaakt, kent deze maatstaf zijn beperkingen. Zelf hanteer ik een standaard die veeleer uitgaat van de invloed die iemand heeft gehad, positief of negatief. Hoe lang dreunt beleid door? Hoe lang blijft het invloed houden, positief of negatief? Ook met deze criteria blijft de top hetzelfde: Lincoln, Washington en Roosevelt veranderden het land fundamenteel. Maar de onbetekenende middle of the road presidenten vallen eruit, denk in recente jaren aan Ford, Carter en Clinton.

Wel verkeert in deze analyse iemand als Richard Nixon, die in de meest recente peiling op plaats 33 stond, in de buitencategorie van bijzonder invloedrijk. Als aanstichter van de culturele en politieke polarisatie eind jaren zestig, met zijn cynisme over de oorlog in Vietnam en Cambodja, zijn crimineel gedrag, de blijvende gevolgen van Watergate en zijn aftreden maar ook zijn verreikende buitenlandse politiek, bepaalt Nixon nog steeds de Amerikaanse politiek. De verkiezingen van 2016 waren in mijn ogen een ‘jaren zestig verkiezing’ waarin niet alleen de babyboomers Trump, Clinton en Sanders tegenover elkaar stonden, maar ook een nieuwe veldslag werd uitgevochten in de culturele oorlog die sinds die jaren woedt.

Ook G.W. Bush (de jongere Bush) dicht ik bijzonder veel invloed toe, ook al wordt zijn presidentschap niet erg hoog gewaardeerd: nummer 30 in de top 44. Je zou het een mislukt presidentschap kunnen noemen, maar het was wel deze president die de oorlogen in Afghanistan en Irak begon waarmee Amerika nog steeds niet heeft afgerekend, en het was onder zijn hoede dat de economische crisis van 2007/2008 plaatsvond. De gevolgen van zijn presidentschap zijn nog steeds voelbaar. Gemeten bij deze standaard heb ik hoge verwachtingen van Trump: ik vrees dat zijn invloed nog lang zal doorwerken.

In het C-SPAN verhaal zit het element ‘de omstandigheden’ opgesloten, voor crisispresidenten natuurlijk een cruciaal element. Maar soms heeft iemand ook buitengewoon geluk. Ronald Reagan wilde in 1976 president worden, hij was bang dat hij in 1980 te oud zou zijn. Hij was dan ook diep teleurgesteld toen hij de strijd om de nominatie verloor van Gerald Ford, maar achteraf lijdt het geen twijfel dat niemand tussen 1975 en 1981 het goed kon doen. De naweeën van de oorlog in Vietnam, de tweede oliecrisis, de inflatie en de stagnerende economie zouden ook Reagan, zonnig en optimistisch als hij was, genekt hebben ware hij in 1977 gekozen. Zijn geluk was dat hij in 1981 pas aan bod kwam.

Wat moeten we met dit soort lijsten? Ze geven vaak een vertekend beeld, zeker over recente presidenten. Vergeleken met Donald Trump oogt Barack Obama ineens een stuk beter, hoewel de top-10 plek van Democratische historici overdreven lijkt. Bill Clinton zakt, misschien omdat zijn privé-wangedrag nu toch verantwoordelijk wordt gehouden voor zijn beperkte succes en omdat Obama als progressief zoveel aantrekkelijker is. Andrew Jackson is uit de top tien gevallen, misschien omdat Trump hem zo aardig vindt of wellicht omdat de massamoord op indianen hem zwaarder aangerekend wordt.

Wat moeten we concluderen uit de huidige stand van zaken, de miserabele positie van Donald J. Trump, de 45ste president? Nog niet al te veel, al mogen we gerust vaststellen dat hij geen bijdrage heeft geleverd aan het aanzien van het ambt van president en geen van de Amerikaanse problemen heeft aangepakt. Maar in alle eerlijkheid: het is nog niet te laat voor Trump om op te rukken uit de onderste regionen. Het was niet vooringenomenheid die hem deze plek opleverde. Hij had wel degelijk een kans op greatness. Als president zonder verplichtingen aan zijn partij en met een politiek mandaat had hij koppen tegen elkaar kunnen slaan en beleid kunnen maken op terreinen die al jarenlang vastzitten: belastingen, immigratie, infrastructuur, gezondheidszorg. Die kans is niet helemaal verkeken, la heeft Het eerste jaar heeft echter een man laten zien die vooral met zichzelf bezig was, weinig tot stand bracht en het ambt van president heeft besmeurd. Zijn leervermogen lijkt beperkt.

Als teken van de gepolariseerde staat van het land krijgt Trump van Republikeinse historici 25 punten (en plek 40), terwijl Democraten hem niet meer dan 8 geven (goed voor plek 44). Misschien moeten we het zien als notitie op een rapportkaart: Donald kan veel beter! En dat is absoluut waar, slechter kan het niet.

Alle presidenten, gerangschikt volgens meest recente peiling onder historici op een 0-100 schaal, met 0 = mislukking, 50 = gemiddeld en 100 = great.

1. Abraham Lincoln (1861-1865) 95

2. George Washington (1789-1797) 93

3. Franklin D. Roosevelt (1933-1945) 89

4. Theodore Roosevelt (1901-1909) 81

5. Thomas Jefferson (1801-1809) 80

6. Harry S. Truman (1945-1953) 75

7. Dwight D. Eisenhower (1953-1961) 74

8. Barack H. Obama (2009-2017) 71

9. Ronald Reagan (1981-1989) 69

10. Lyndon B. Johnson (1963-1969) 69

11. Woodrow Wilson (1913-1921) 67

12. James Madison (1809-1817) 64

13. Bill Clinton (1993-2001) 64

14. John Adams (1797-1801) 63

15. Andrew Jackson (1829-1837) 62

16. John F. Kennedy (1961-1963) 62

17. George H. W. Bush (1989-1993) 61

18. James Monroe (1817-1825) 61

19. William McKinley (1897-1901) 55

20. James K. Polk (1841-1849) 54

21. Ulysses S. Grant (1869-1877) 53

22. William H. Taft (1909-1913) 52

23. John Quincy Adams (1825-1829) 52

24. Grover Cleveland (1885-1889; 1893-1897) 51

25. Gerald R. Ford (1974-1977) 47

26. Jimmy Carter (1977-1981) 45

27. Martin Van Buren (1837-1841) 44

28. Calvin Coolidge (1923-1929) 42

29. Rutherford B. Hayes (1877-1881) 42

30. George W. Bush (2001-2009) 40

31. Chester A. Arthur (1881-1885) 40

32. Benjamin Harrison (1889-1893) 38

33. Richard M. Nixon (1969-1974) 37

34. James A. Garfield (1881) 37

35. Zachary Taylor (1849-1850) 33

36. Herbert Hoover (1929-1933) 33

37. John Tyler (1841-1845) 31

38. Millard Fillmore (1850-1853) 28

39. Warren G. Harding (1921-1923) 25

40. Andrew Johnson (1865-1869) 25

41. Franklin Pierce (1853-1857) 23

42. William H. Harrison (1841) 19

43. James Buchanan (1857-1861) 15

44. Donald J. Trump (2017-2021) 12