New Mexico volgens Georgia O'Keeffe

De schilderes Georgia O'Keeffe liet zich inspireren door haar woonomgeving, de ruige, ongerepte landschappen van New Mexico. Ze woonde het grootste deel van haar leven in een dorpje waar weinig is veranderd sinds zij in de jaren dertig aan deze regio verslingerd raakte.

Door Esmée Quodbach

Abiquiu is niet meer dan een vlek in het landschap van New Mexico. Een gehucht dat bestaat uit een brede zandweg met wat huizen, twee kapellen en een kleine adobe-kerk. De bewoners van het dorp – honderd, misschien honderdvijftig – dragen Spaanse namen als Martinez en Garcia. Ze zijn arm en streng katholiek. Hun families wonen hier al generaties lang.

Abiquiu is een gehucht zoals er veel zijn in New Mexico. Een kleine, in zichzelf gekeerde dorpsgemeenschap, gelegen aan een onbelangrijke highway, schijnbaar ver weg van de bewoonde wereld. Tradities zijn er belangrijk en Spaans is de eerste taal. Maar in één opzicht onderscheidt Abiquiu zich van de andere typische hispanics-gemeenschappen: het dorp heeft een naam verworven in de moderne Amerikaanse kunstgeschiedenis. Bijna veertig jaar lang bood Abiquiu onderdak aan een befaamde schilderes. Hier in het onherbergzame noorden van New Mexico woonde en werkte Georgia O'Keeffe tot kort voor haar dood in 1986.

De inwoners van Abiquiu herinneren zich `Miss O'Keeffe' nog goed. Napoleon Garcia, een tanige zestiger, zegt jarenlang voor de schilderes gewerkt te hebben. Hij hielp haar met de restauratie van haar huis dat verborgen achter hoge muren aan de rand van het dorp ligt. Het oude woonhuis herbergt nu de Georgia O'Keeffe Estate, die de nalatenschap van de schilderes beheert. `In 1948 is ze hier komen wonen', vertelt Garcia. `Onze hele omgeving zie je terug op haar schilderijen. De kerken, onze huizen, de cottonwood trees die daarginds groeien… Maar vooral het landschap: de heuvels en de mesas, de tafelbergen. Abiquiu is beroemd geworden door Miss O'Keeffe. Zelfs in het Metropolitan Museum in New York hangt een schilderij van Abiquiu. Dagenlang, wekenlang schilderde ze. Vooral in de bergen bij Ghost Ranch, hier vlakbij. De rotsen daar hebben zulke vreemde kleuren en vreemde vormen. Het is ongelooflijk wat je daar ziet. Maar Miss O'Keeffe heeft het allemaal geschilderd. Een groot kunstenares was ze…'

Eerste kennismaking

Georgia O'Keeffe was oorspronkelijk niet uit deze streek afkomstig. Ze werd in 1887 geboren op het platteland van Wisconsin en studeerde aan de kunstacademies van Chicago en New York. Toen ze – op haar dertigste – voor het eerst een kort bezoek bracht aan New Mexico, stond ze nog maar aan het begin van haar lange carrière. Ze gaf tekenles op scholen en probeerde in New York voet aan de grond te krijgen als zelfstandig kunstenares.

Haar eerste kennismaking met New Mexico zou grote gevolgen hebben voor haar werk èn voor de rest van haar leven: ze werd onmiddellijk verliefd op de staat en zijn bewoners. Het ruige, ongerepte landschap vond ze overweldigend mooi. De natuur die ze hier zag, was zo anders dan alles wat ze kende. `Vanaf die eerste keer', zei ze later, `wilde ik er telkens terugkeren.'

Toch zou het nog zo'n twaalf jaar duren, voordat O'Keeffe New Mexico opnieuw bezocht. In de tussenliggende periode vestigde ze definitief haar naam als kunstenares. De close-ups van bloemen die ze in de jaren twintig schilderde, brachten haar al snel succes. Door de uitgebreide aandacht die de kunstcritici aan haar werk schonken, raakte ook het grote publiek al snel geïnteresseerd in haar werk. Toen een Franse verzamelaar in 1928 voor het destijds gigantische bedrag van 25.000 dollar een serie van zes close-ups van lelies kocht, haalde O'Keeffe de voorpagina's van alle grote kranten.

Atelier

Als een succesvolle kunstenares reisde Georgia O'Keeffe in 1929 opnieuw naar New Mexico. Samen met een vriendin bezocht ze het stadje Taos, een geliefde kunstenaarskolonie in het noorden van de staat. In Taos maakte O'Keeffe kennis met de rijke en excentrieke Mabel Dodge Luhan, die in het Amerika van de jaren twintig roem genoot als verzamelaarster van kunst, beroemdheden èn mannen. Luhan bood O'Keeffe een atelier voor die zomer aan, een aanbod waar de schilderes dankbaar op inging.

Per auto verkende ze die zomer de woestijnachtige streek. Ze bezocht de besloten Spaanse en Indiaanse gemeenschappen in de wijde omgeving van Taos. Daar, in die afgelegen gehuchten, leerde de kunstenares de cultuur van New Mexico pas echt kennen. Ze ontdekte de oude missiekerken van adobe en de Indiaanse kinderen met hun kachina-poppen. Ze zag de lage huizen met hun fel turkoois geverfde deurposten en de donkere kruisen van de Penitente, de geselsekte die – onder meer in Abiquiu – voortleeft. O'Keeffe begon een aantal van die typische motieven van New Mexico vast te leggen. In haar latere werk zouden ze steeds weer opduiken.

Maar tijdens haar lange zwerftochten raakte O'Keeffe vooral in de ban van het landschap. De leegte, die anderen soms angst aanjoeg, vond zij prettig. De grillige vormen van de bomen en de bergen fascineerden haar. En ze was verrukt van de kleuren die ze om zich heen zag. `Alle aardetinten die een schilder maar op zijn palet wil hebben, zijn hier, in deze uitgestrekte badlands, te vinden', zei ze ooit. In haar schilderijen gaf ze alle kleuren en kleurnuances die ze in de woeste natuur van New Mexico aantrof weer: van lichtgeel tot roestbruin en van zachtpaars tot heloranje. Na haar eerste zomer in dit gebied zou ze er ieder jaar terugkomen.

Markante tafelberg

O'Keeffe's echtgenoot, de Newyorkse fotograaf en kunsthandelaar Alfred Stieglitz, zou zijn vrouw nooit vergezellen op haar reizen naar het Zuidwesten. De schilderes bracht maandenlange periodes alleen in New Mexico door. Ze hield van de eenzaamheid en de omgeving bleef haar inspireren. `Ik werd enorm geboeid door de vormen van de heuvels', zei ze. `De rode zandheuvels met daarachter de donkere mesas. Het leek alsof je kon lopen zolang je maar wilde, je kwam nooit dichter bij die donkere heuvels. En ik heb er toch lange wandelingen gemaakt.' Eén markante tafelberg, die door de hispanics-bevolking Pedernal, `Vuursteen', was gedoopt, bleef door de jaren heen in talloze gedaanten in haar schilderijen opduiken. De Pedernal was haar het liefst van alle mesas. God had haar deze berg beloofd, op voorwaarde dat ze hem vaak genoeg schilderde, vertelde ze.

Tijdens haar tochten door de woestijn stuitte O'Keeffe soms op botten en andere overblijfselen van beesten. Toen ze eens, na een verblijf van een paar maanden, terugkeerde naar New York, nam ze een houten ton vol gevonden beenderen en schedels met zich mee. Ze verwerkte ze in bizarre stillevens. Een van die werken draagt de mysterieuze titel Cow's skull: red, white and blue. De schilderes heeft een witte koeieschedel afgebeeld tegen het rood, wit en blauw van de Amerikaanse vlag. De voorstelling was ironisch bedoeld, zo legde ze uit. Ze wilde hiermee het in haar ogen onzinnige geklets over `de Grote Amerikaanse roman, het Grote Amerikaanse toneelstuk, het Grote Amerikaanse wat-dan-ook' aan de kaak stellen. Een eenvoudige koeieschedel was het meest Amerikaanse symbool dat O'Keeffe zich kon voorstellen; vandaar dat ze de schedel tegen de achtergrond van de kleuren van de vaderlandse vlag had geplaatst.

Produktieve periode

In 1940 kocht O'Keeffe een groot stuk land en een huis ten noorden van Abiquiu. Het huis bevond zich op het terrein dat Ghost Ranch wordt genoemd, in de wildernis die volgens de lokale legende `behekst' is. Vijf jaar later kocht ze het oude, verlaten adobe-huis aan de rand van Abiquiu, gelegen vlak langs `de weg naar Espanola, Santa Fe en de wereld', zoals ze zelf zei.

De eerste helft van de jaren veertig maakte ze een bijzonder produktieve periode door. Ze schilderde een reeks werken waarin ze de verbleekte schedels en beenderen die ze op haar wandeltochten vond, afzette tegen een landschapsachtergrond. Ook maakte ze een serie schilderijen van een mysterieus gebied ten noordwesten van Abiquiu, dat ze zelf de bijnaam `the Black Place' gaf. De kolossale, ronde, donkergrijze heuvelruggen die ze daar zag, deden haar nog het meest deden denken aan `een mijl olifanten'.

Een paar jaar na het overlijden van haar man besloot de schilderes definitief in New Mexico te gaan wonen. De winters en het voorjaar woonde ze in haar huis in Abiquiu; de zomers en het najaar bracht ze door in haar onderkomen bij Ghost Ranch. `Ze had een speciale schilders-auto', vertelt Napoleon Garcia uit Abiquiu. `Een oude Ford zonder achterbank, zodat ze die ruimte kon gebruiken om te schilderen. In die wagen reed ze de hele streek door. Ze zat er zelfs vaak in te werken. Het is hier buiten vaak gewoon te heet. Dit was haar oplossing. Bovendien kon ze in die wagen de botten vervoeren die ze verzamelde. Haar hele huis lag er vol mee.'

Aardige vrouw

O'Keeffe had veel succes in de jaren die volgden: er werden verschillende grote exposities aan haar werk gewijd en ze ontving een aantal belangrijke onderscheidingen. Ook maakte ze lange reizen naar het buitenland – ze bezocht onder meer Mexico, Frankrijk, Spanje en Peru, later ook het Midden-Oosten en India. Maar steeds keerde ze terug naar haar gehucht in de woestijn.

`Ze was een heel, heel aardige vrouw', zegt Napoleon Garcia. `Mensen denken vaak dat ze afstandelijk was, of kil. Dat was ze helemaal niet. Ze was hartelijk en humoristisch. Ze hield er gewoon van de dingen op haar eigen manier te doen. En hier kon dat, zei ze. Hier kon ze zichzelf zijn, en schilderen zoveel ze maar wilde. Daarom kwam ze hier ook wonen.' In de jaren vijftig en zestig maakte O'Keeffe haar directe woonomgeving tot onderwerp van haar kunst: ze schilderde de patio's van de huizen en de weg die langs haar woning door het landschap kronkelde. Alledaagse, nooit opgemerkte zaken gaf ze een hoofdrol in haar schilderijen, die steeds abstracter werden.

Pottenbakken

Op haar 84ste hield O'Keeffe noodgedwongen op met schilderen. Haar gezichtsvermogen was sterk achteruitgegaan. Toch vond ze een nieuwe manier om uiting te geven aan haar artistieke ideeën. Ze nam een jonge assistent, de pottenbakker Juan Hamilton, in dienst. Hij leerde haar potten te boetseren met haar handen. Hamilton was onder de indruk van de energie en de levenslust van de inmiddels hoogbejaarde kunstenares. En zij voelde zich aangemoedigd door zijn enthousiasme; ze pakte zelfs een tijdlang het schilderen weer op. Ze had zich nu vrijwel volledig teruggetrokken uit het openbare leven.

Bezoekers die de lange reis naar Abiquiu hadden ondernomen, speciaal om haar te zien, wenste ze vaak niet te ontvangen. Maar erkenning en hoge eerbewijzen bleven haar ten deel vallen: ze ontving een ere-doctoraat van Harvard University en, uit handen van president Ford, de Medal of Freedom, de hoogste onderscheiding die een Amerikaans staatsburger kan krijgen.

Na een lang en vruchtbaar schildersleven stierf Georgia O'Keeffe op 6 maart 1986 op 98-jarige leeftijd. `Abiquiu is niet veranderd sinds de tijd dat Miss O'Keeffe hier woonde', zegt Napoleon Garcia. `Soms komen er wat mensen kijken waar ze heeft gewoond, waar ze heeft geschilderd. Maar het is hier nooit druk. En er is ook weinig te zien. Ik geef iedereen een zelfgetekende plattegrond met een wandelroute. Laten ze maar gaan lopen, dan zien ze hoe het hier is. Haar verdienste voor de kunst?' Hij haalt zijn schouders op. Dan wijst hij op de roestige pickup truck die geparkeerd staat op de zandweg. `Zie je die rode letters op het nummerbord? "New Mexico – Land of Enchantment" lees je daar, zoals op alle nummerborden in deze staat. Dat "Land van Betovering", dat is wat Georgia O'Keeffe heeft willen schilderen.'

Het leven van O'Keeffe

 

Georgia O'Keeffe werd in 1887 geboren in de buurt van Sun Prairie, een kleine agrarische gemeenschap in de staat Wisconsin. Haar vader was een redelijk welvarende boer en had, zoals de schilderes later vertelde, `een prachtige boerderij'. O'Keeffe bracht het grootste deel van haar jeugd op het weidse, lege land rond Sun Prairie door. Al vroeg bleek dat ze over tekentalent beschikte en kreeg ze teken- en schilderlessen.

Toen ze veertien was, ging het gezin weg uit Sun Prairie en trok naar de oostkust, naar Virginia. De jonge Georgia werd naar een kostschool in diezelfde staat gestuurd. Daar, op het Episcopal Institute in Chatham, viel ze wat uit de toon: ze gedroeg zich onafhankelijk en maakte in haar eentje lange wandeltochten door de natuur. Tijdens deze periode bleef ze schilderen. Haar tekenlerares was enthousiast over haar werk en stimuleerde haar. Toch zou O'Keeffe zich later nog maar twee dingen kunnen herinneren die ze in haar schooltijd schilderde: een bos paarse seringen en een paar rode en gele maïskolven. Het landschap dat haar tijdens haar wandeltochten omgaf, liet diepere sporen na.

Vooral de bergen, de machtige Blue Ridge Mountains, die haar, zoals ze zelf zei, `riepen, zoals de verte me altijd heeft geroepen'.

Menselijk lichaam oninteressant

Na haar schooltijd werd O'Keeffe op haar achttiende toegelaten tot de prestigieuze School of the Art Institute of Chicago. Maar ze vond de sfeer op de school bedompt en onaangenaam. Na een jaar stapte ze over naar de Art Students League in New York.

Van de stormachtige ontwikkelingen die de moderne kunst in die tijd doormaakte, was op beide scholen trouwens maar weinig te merken.

Het onderwijs op deze academies was traditioneel en gedegen. De lessen werden gegeven volgens het klassieke, Europese patroon: de studenten tekenden naar gips- en naaktmodellen en ze schilderden naar stillevens. Vooral het tekenen naar model vond O'Keeffe `een nachtmerrie'. Ze leerde er niets van, vond ze; het menselijk lichaam was in haar ogen een volslagen oninteressant schilderobject. De lessen waarin het stilleven centraal stond, boeiden haar meer. Ze werden gegeven door William Merritt Chase, een vooraanstaande, traditionele kunstenaar in het Amerika van de begindagen van deze eeuw. Hij leerde O'Keeffe hoe ze de kleuren en de lichtval moest weergeven, die in haar latere werk zo belangrijk zouden worden.

Reclametekenen

Nadat ze haar studie in New York had voltooid, werkte O'Keeffe enige tijd als reclametekenares. Daarna gaf ze een aantal jaren les op middelbare scholen. Twee jaar bracht ze door in de Texaanse stad Amarillo, waar ze toezicht hield op het kunstonderwijs aan de openbare scholen.

Deze periode vormde haar eerste kennismaking met het Zuidwesten. Ze voelde zich er meteen thuis. `Dit was mijn land', zou ze later schrijven, `die gure wind en die prachtige leegte.' Na haar verblijf van twee jaar in Amarillo besloot ze haar bestaan als lerares vaarwel te zeggen. Opnieuw wilde ze naar New York gaan om te studeren. Opeens leek ze genoeg te hebben van de vertrouwde, traditionele schilderstijl van haar studietijd. Ze begon te experimenteren met kleuren en vormen, en zette zich af tegen de oude artistieke conventies. Ze probeerde een eigen, meer abstracte stijl te ontwikkelen.

Bovendien stond haar een nieuw doel voor ogen: ze wilde carrière maken als zelfstandig kunstenares.

Stieglitz

In 1916, toen ze 29 was, veranderde O'Keeffe's leven voorgoed. Haar loopbaan kreeg een belangrijke impuls, toen een vriendin – zonder medeweten van de kunstenares – een aantal tekeningen van haar liet zien aan Alfred Stieglitz. Stieglitz, die zelf naam had gemaakt als fotograaf, was een spilfiguur in het wereldje van de Newyorkse avant garde. Hij stond bekend als een fel en invloedrijk verdediger van moderne kunst. Daarnaast was hij de eigenaar van 291, een belangrijke galerie waar moderne, onconventionele kunst werd tentoongesteld.

O'Keeffe's vriendin liet de tekeningen aan Stieglitz zien zonder enige uitleg te verstrekken; ze verzweeg zelfs wie ze had gemaakt. Stieglitz bekeek het werk zorgvuldig en toonde zich onder de indruk. `Eindelijk, een vrouw op papier!', reageerde hij getroffen. Hij prees de puurheid van de tekeningen, en zei dat hij ze graag wilde tentoonstellen.

Toen O'Keeffe een paar maanden later in New York was, kwam ze er achter dat haar tekeningen aan de muren van Stieglitz' galerie hingen, zonder dat zij daarvan in kennis was gesteld. Ze was verbaasd en geschokt, zou ze later schrijven. Haar tekeningen waren te persoonlijk, ze wilde dat ze meteen werden verwijderd.

De charismatische Stieglitz wist haar echter te overreden, zo schreef O'Keeffe: `[Hij] en ik hadden een woordenwisseling en hoewel het me niet beviel, bleven ze hangen toen ik wegging.'

Gechoqueerd

Alfred Stieglitz zou al snel een belangrijke rol in haar leven spelen. Hoewel hij getrouwd was en 24 jaar ouder dan zij, kregen ze al spoedig een verhouding. Korte tijd later, in 1918, gingen ze samenwonen. Door Stieglitz' financiële hulp kon O'Keeffe zich volledig wijden aan de kunst. Stieglitz zorgde er ook voor dat haar werk voortdurend geëxposeerd werd.

Weldra wist O'Keeffe de critici te treffen. Sommigen reageerden enthousiast op haar werk, anderen toonden zich gechoqueerd door de vreemde, abstracte vormen.Stieglitz zou haar werk in de komende jaren blijven steunen. Bovendien was hij er zo aan gehecht, dat hij het vaak slechts met tegenzin verkocht. In 1924 trouwden O'Keeffe en Stieglitz. Hun huwelijk zou, ondanks hun uiteenlopende karakters voortduren tot aan Stieglitz' dood in 1946.

Veel kritiek

In de tweede helft van de jaren twintig brak O'Keeffe door als kunstenares met haar – ook nu nog – spraakmakende close-ups van bloemen. De manier waarop O'Keeffe een bloem schilderde was geheel nieuw. Het hart van een bloem stond centraal, alsof de voorstelling vanuit het perspectief van een bij was getekend, zoals een criticus opmerkte. De reacties waren opnieuw verdeeld: behalve bijval, klonk er ook veel kritiek.

Zelfs Stieglitz wist zich in eerste instantie niet goed raad met de bloemen. `Wel Georgia, ik weet niet wat je hiermee aanwilt. Je bent toch niet van plan om ze te exposeren, of wel?', luidde zijn commentaar. In deze tijd, waarin de theorieën van Freud opgang maakten, zagen velen O'Keeffes bloemen bovendien als beladen seksuele symbolen. Hoewel de kunstenares zelf een dergelijke interpretatie korzelig van de hand wees, zijn er tot de dag van vandaag kunsthistorici die in O'Keeffe's werk een dubbelzinnige, seksuele symbolentaal zien.