Zachary Taylor

Historische waardering: plaats 35

Generaals hebben het altijd goed gedaan in het Amerikaanse politiek systeem. Om de een of andere reden werden ze altijd geacht edele, althans niet politieke, motieven te bezitten en zouden ze als vanzelfsprekend over leiderschapskwaliteiten beschikken. Gebrek aan politieke ervaring werd altijd al als een voordeel gezien. De Oorlog tegen Mexico die in 1948 zijn voltooiing vond leverde weer een hele reeks nieuwe kandidaten op, zoals eerder de Onafhankelijkheidsoorlog en later de Burgeroorlog stoere mannen naar voren schoof. Om deze heren in de politieke programma’s in te passen vergde enige massage, maar dat was zelden een groot probleem.

De Whigs, de partij die in het politieke spectrum de conservatieve, niet met het volk verbonden kant innamen, hadden de oorlog tegen Mexico nogal aangevallen toen president Polk hem voerde. Niettemin wilden ze graag de verkiezingen winnen. Dus nomineerden ze de populairste man van het land, generaal Zachary Taylor. De campagne leek op die van 1840, toen een andere generaal, Benjamin Harrisson, kandidaat was (en won). Alleen waren de kreten nu Buena Vista en Monterey, als verwijzingen naar de overwinningen van Taylor in Mexico. En stond Harrisson bekend als ‘Old Tippecanoe’, Taylor was ‘Old Rough and Ready’.

Taylor was uitermate geliefd bij zijn soldaten omdat hij geen pretenties had. Hij reed rond in de frontlinies met een kapotte strooien hoed op en oude boerenkleding aan, tabak kauwend en spugend. En hij was niet te beroerd zich met alle gevechten te bemoeien. Bij Buena Vista baande een kogel zich een weg door de mouw van zijn shirt en een andere maakte een gat in zijn jas. Even later reed hij naar een artillerienest en riep zijn mannen toe: ‘Double shot your guns and give ‘em hell’. Hij was zo kort van stuk dat hij op zijn paard geholpen moest worden door een assistent. Generaal Grant, de latere president, schreef zelfs dat Taylor vaak met beide benen aan dezelfde kant zat – vooral op het slagveld.

Nog afgezien van zijn kleding, zag Taylor er ook niet uit als een president volgens het geijkte beeld. Hij was klein, met een stevig bovenlichaam op korte beentjes en een dikke nek, waarop een disproportioneel groot hoofd zat. Hij had een flinke neus, volle lippen en altijd een gefronst voorhoofd.

Zuidelijke plantagehouder

Taylor had zichzelf niet beschikbaar gesteld, maar werd door de Whigs gevraagd. Ze dachten dat een zuidelijke plantagehouder met een stevig curriculum als soldaat aan zowel noord als zuid zou appelleren. Dat hij nog nooit een politieke functie had bekleed – en nooit had gestemd – was voor de partijbonzen geen probleem. Dit was de tijd van de dominante congressen. De politici in het Huis van Afgevaardigden hielden er juist van hun presidenten onder controle te houden.

Taylor werd in de eerste rond genomineerd, waarna de president van de conventie hem een brief stuurde met dat nieuws. Dat gebeurde, zoals vaak in die tijd, in een envelop zonder postzegel, wat de ontvanger noodzaakte de tien cent porti te betalen. Maar Taylor, die om de haverklap post kreeg van bewonderaars, had net de postmaster van zijn stad verteld dat hij alleen nog maar post met postzegels zou accepteren. Dus bleef ook de nominatiebrief in het postbakje liggen, tot een paar weken later de Whigs zich realiseerden wat er was gebeurd en een nieuwe, nu wel gefrankeerde brief stuurden.

Taylor accepteerde de nominatie maar voerde nauwelijks campagne. De Whigs hadden geen programma gemaakt en Taylor weigerde over de hete onderwerpen te praten. ‘Ik ben een Whig maar geen ultra-Whig’ was zijn meest onthullende verklaring. Als running mate kreeg Taylor, ‘Old Zack’ voor menigeen, de kleurloze Millard Fillmore uit New York. Deze bracht balans in het ticket omdat hij als noordeling in essentie zuidelijke ideeën had over slavernij. Later zou de term ‘Doughheads’ (deeghoofden) ingang vinden voor dit soort politici.

Totaal zonder kwalificaties

Taylor had geen typische anti-slavernij achtergrond. Hij was geboren in Virginia, in 1784, en groeide op op een plantage in Kentucky. Hij was beroepssoldaat maar Taylor was ook eigenaar van een plantage in Mississippi. Maar als slavenhouder was hij geen voorspelbare steunpilaar voor het zuiden. Zijn legerervaring maakte hem juist een nationalist. Taylor had geen geduld met de zuidelijke aspiraties als die tot een uiteenvallen van het land zouden leiden.

Hij begon zijn carrière in het leger in 1808 en bracht zijn halve leven door met gevechten aan de frontier . In de Mexicaanse oorlog gebruikte hij dezelfde offensieve tactiek die hij ook had toegepast tegen Indianen in de Black Hawk War en in Florida tegen de Seminole Indianen. Hij won belangrijke overwinningen bij Buena Vista en Monterey. Toch had president Polk hem niet zo hoog zitten. Polk keurde zijn informele gedrag af en misschien ook zijn politiek voorkeur, en zag hem als een ‘kleingeestige, bevooroordeelde partijman, zonder kennis en totaal zonder kwalificaties’. Polk beperkte Taylor’s rol tot Noord-Mexico en stuurde generaal Winfield Scott, ook een Whig en presidentskandidaat in 1852, naar Mexico Stad voor de eindoverwinning. Taylor was behoorlijk op zijn teentjes getrapt en meende dat hij met zijn overwinningen ‘de weg had open gelegd naar de stad Mexico en de hallen van Montezuma, en dat nu anderen daarvan profiteerden’. Maar Taylor werd de populairste man, mede dank zij zijn optreden en Scott’s pretenties. Scott’s bijnaam was dan ook ‘Old Fuss and Feathers’.

Hulp van Martin Van Buren

President Polk, de man die de Mexicaanse oorlog was begonnen en tot een goed eind had gebracht, vond het mooi geweest met één termijn. Polk was een verrassend succesvolle president en bekroonde dat door op te stappen toen zijn plannen voltooid waren. Daarop nomineerden de Democraten senator Lewis Cass van Michigan, die vond dat de veroverde gebieden zelf maar moesten beslissen of ze al of niet slavernij wensten (een standpunt dat later in compromissen zou opduiken). Dit standpunt werd ‘squatter sovereignty’ genoemd (later werd het overgenomen door Lincoln’s politieke tegenstander Stephan Douglas, onder de naam ‘popular sovereignty’).

Cass had de pech dat er in de campagne een spoiler opdook in de persoon van ex-president Martin Van Buren (1837-1841). Hem was de nominatie wederom geweigerd door de Democraten maar hij liet zich op het ticket zetten van de Free Soil Party. Free Soil bestond uit noordelingen die Taylor niet zagen zitten vanwege diens plantage-verleden en die het zelfbeslissings-idee van Cass verwierpen. Zij wensten helemaal geen slavernij in de nieuwe gebieden. Democraten die tegen slavernij waren beschreven Cass als een Doughface, iemand die zuidelijke standpunten over slavernij hanteerde, en liepen over naar Van Buren.

Free Soil haalde nergens kiesmannen, maar de verkiezing was zo krap dat de stemmen die Van Buren weghaalde bij Cass in Van Burens thuisstaat New York de doorslag gaven en Taylor aan de winst hielpen. Taylor haalde 47,28 procent van de stemmen, tegen Cass 42,49 procent. Van Buren kreeg 10,12 procent, maar haalde in New York ruim 26 procent. De 36 kiesmannen van wat toen de grootste staat was, gaven de doorslag voor Taylor’s overwinning.

Intuïtie als leidraad

Als president werd Taylor onmiddellijk geconfronteerd met de politieke problemen die het gevolg waren van zijn overwinningen in de oorlog met Mexico. Noord en Zuid waren het oneens over de vraag of de nieuw verworven gebieden slavenstaten moesten worden of niet. Zuidelijke staten dreigden zich te zullen afscheiden als ze hun zin niet kregen. Old Rough and Ready gaf niet toe, hij stelde bereid te zijn om de Unie met gewapende hand bijeen te houden. In alweer een halfzacht compromis zag hij niets.

Het kabinet dat Taylor benoemde was zwak, met uitzondering van zijn minister van State, John Clayton. Zijn leiderschap was gering en hij kon niet overweg met het congres. Hoewel Taylor geen standpunten had ingenomen en de indruk had gewekt zich te zullen neerleggen bij het Whig-idee dat de leiding uit de wetgevende vergadering moest komen, weigerde de president zijn oren te laten hangen naar de partijbonzen. Tot hun ergernis stelde Taylor zich soms boven de partijen op. Maar zijn gebrek aan politieke ervaring dwong Taylor om sterk te leunen op zijn politieke adviseurs en later om te veel af te gaan op zijn eigen oordeel, zonder rekening te houden met politieke problemen.

Taylor leidde zijn regering zoals hij zijn legereenheden had geleid: in gemakkelijke en onpretentieuze kleding en vooral door op zijn intuïtie af te gaan en zijn ondergeschikten aan te sporen. Om het conflict over de nieuwe gebieden bij te leggen, kwam hij met een formule die dichter bij het noorden lag dan bij het zuiden. Hij redeneerde dat de gemakkelijkste manier om te laten besluiten over slavernij of niet lag in het vormen van staten in de nieuwe gebieden, zodat de bewoners, zoals gebruikelijk, konden beslissen wat ze wilden. Hij raadde mensen in New Mexico en Californië (waar honderdduizend nieuwkomers op zoek waren naar goud) aan om een grondwet op te stellen en een verzoek tot opname in de Unie in te dienen. Zuiderlingen zagen de bui al hangen: ze vermoedden dat geen enkele grondwet slavernij zou toelaten. En alle politici in het congres waren verontwaardigd dat zij buiten spel gezet waren.

Air van eenvoud

Taylor’s echtgenote, Margaret, was invalide en bleef vrijwel onzichtbaar tijdens zijn presidentschap. Ze kwam zelden naar beneden. Ze had haar man afgeraden zich kandidaat te stellen en wilde eigenlijk niet naar Washington. De wildste geruchten deden de ronde over haar, en die hadden vooral te maken met de vermeende lage, ruwe afkomst van mevrouw Taylor. Zo zou ze pijp roken en bewust buiten zicht gehouden worden. De dochter van een aristocraat uit Maryland verwaardigde zich nooit erop in te gaan.

Taylor’s dochter Knox trouwde in 1828 met Jefferson Davis, de man die later de president van de afgescheiden confederale staten zou worden. Taylor was sterk gekant tegen het huwelijk met de militair Davis, omdat hij uit eigen ervaring wist wat militaire dienst voor het huiselijk leven betekende. Hij verbad haar Davis te zien. Ze trouwden toch maar binnen een jaar kregen Davis en zijn vrouw malaria bij een bezoek aan een plantage in South Carolina. Davis genas, Knox stierf.

Taylor hield als president zijn reputatie als vriendelijk en gemakkelijk te benaderen man. Hij hield ervan als de band van de Marines op het Witte Huis speelde en deed niets liever dan rondlopen op zijn korte beentjes en iedereen de hand schudden. De air van eenvoud die rondom Taylor hing werd versterkt door zijn paard, Old Whitey, dat graasde op de velden van het Witte Huis en bereidwillig haar uit zijn staart afstond aan souvenirjagers.

Harde lijn

Slavernij was zoals altijd in de jaren tussen 1840 en 1861 het onderwerp dat de politiek verzuurde. Taylor had ook te maken met ontevreden noordelingen die tegen de slavenmarkt in Washington D.C. waren, een federaal gebied, en met zuidelijke eisen om een strengere handhaving van de wet die noordelijken verhinderde om gevluchte slaven te verbergen. Voor zover er in het congres aan een compromis werd gewerkt onder leiding van de inmiddels bejaarde heren Webster, Clay en Calhoun, werd succes daar tegengewerkt door Taylor’s eis dat eerste Californië en New Mexico als staat moesten worden opgenomen. Taylor zag geen reden om zich te laten dwingen om Californië als een open staat op te nemen als de staat zelf slavernij zou verwerpen.
In februari 1850 las president Taylor zuiderlingen de les die gedreigd hadden zich te zullen afscheiden. Hij vertelde hen dat hij persoonlijk het leger zou leiden om de wetten te handhaven. Als ze ‘in opstand zouden komen tegen de Unie, [zou] hij hen ophangen met minder weerzin dan hij deserteurs en spionnen in Mexico had gehangen’. In een toespraak riep hij als zuiderling de andere zuiderlingen op om ‘de Unie tegen elke prijs te bewaren’.
Hij zette een harde lijn uit, gefrustreerd en geïrriteerd over de zuidelijke zaaiers van verdeeldheid. Geleidelijk aan begonnen ook de contouren van een schandaal in zijn regering zichtbaar te worden. Taylor raakte verbitterd: ‘Mijn motieven worden verkeerd voorgesteld’, klaagde hij, ‘en mijn gevoelens zijn verraden’. Henry Clay, de ‘great compromiser’ had in januari al een nieuw voorstel gedaan. Het behelsde dat Californië meteen werd toegelaten tot de Unie, New Mexico en Utah zouden worden gerund als territories zonder dat slavernij een issue werd gemaakt, een nieuwe wet voor gevluchte slaven en de afschaffing van slavenhandel in DC. Taylor vond het onzin om concessies te doen om Californië toegelaten te krijgen.

Acute maagproblemen

Old Rough and Ready had in zijn tijd menig militair campagne doorstaan, maar de viering van de Vierde Juli van 1850 werd de president te veel. In de blakerende zon luisterde hij die dag twee uur naar toespraken en liep daarna nog wat rond tussen de menigte. Uitgeput thuisgekomen op het Witte Huis, begaf hij zich naar de keuken, zo wil het verhaal, en verorberde een lading kersen en een kan gekoelde melk. Washington was in die dagen een broedplaats van allerlei ziekten, en het eten van ongewassen fruit en verse melk was vragen om problemen. Later die middag kreeg hij acute maagproblemen. Het leek indigestie, niet ongebruikelijk in Washington, en werd indertijd omschreven als cholera morbus. Er wordt gesuggereerd dat als de doktoren zich niet met hem hadden bemoeid, Taylor snel beter zou zijn geworden. Maar ze onderwierpen hem aan een regime van calomel, opium en kinine, aangevuld met aderlatingen en het zetten van blaren. Taylor werd zwakker en zwakker en op 8 juli werd hij in levensgevaar geacht. Hij stierf de volgende dag, op 65-jarige leeftijd.
Mevrouw Taylor was zo van streek dat ze de officiële doodgraver niet toestond om het lichaam te balsemen. Ook mocht geen doodsmasker gemaakt worden. Taylor werd opgebaard in de East Room. Bij de dienst op 13 juli waren Henry Clay, Daniel Webster en Lewis Cass de officiële begeleiders. Ook Old Whitey liep mee naar de Congressional Burial Ground, waar Taylor in eerste instantie werd begraven. Later werd hij overgebracht naar Louisville, Kentucky, waar hij was opgegroeid.

In september werd het Compromise of 1850 door het congres aangenomen, waar Taylor zo tegen was geweest. Zijn opvolger, Millard Fillmore, nam een ander standpunt in en accepteerde het hele compromis zonder kanttekeningen. Weer was een burgeroorlog vermeden, maar al zichtbaar was dat het steeds militantere zuiden, geleid door South Carolina dat dit compromis al niet wilde, bij een volgende gelegenheid opnieuw de gelegenheid zou aangrijpen om haar zin te krijgen. Taylor was de laatste Whig die werd gekozen: het compromis spleet de partij en zou tien jaar later geheel verdwijnen.