Dwight Eisenhower

1953-1961

Beoordeling historici: plaats 9

De stabiele hand van een oude man

Na twintig jaar Democratisch bewind wilden de Republikeinen in 1952 tot elke prijs regeren. Generaal Eisenhower, beroemd en populair als militair leider in de Tweede Wereldoorlog, leek de manier om dat te verwezenlijken. De generaal was ook door de Democraten gepolst, wat al aangeeft dat hij geen ideologische scherpslijper was. Uiteraard was de isolationistische rechtervleugel van de Republikeinen, die senator Robert Taft wilden nomineren, daar niet blij mee. Maar in een harde politieke stijd die duidelijk maakte dat Eisenhower politieke worstelpartijen niet schuwde, verkreeg de generaal de nominatie. Ter compensatie kregen de conservatieven Senator Richard Nixon als kandidaat voor het vice-presidentschap.

De populaire Eisenhower won de verkiezingen vrij gemakkelijk. Na een toch behoorlijk stevige campagne versloeg hij overtuigend de Democratische kandidaat Adlai Stevenson, een intelligente en effectieve gouverneur van Illinois en een van de aantrekkelijkste kandidaten die de Democraten ooit in het veld brachten. Om het feestje voor de Republikeinen compleet te maken, behaalden ze een meerderheid in beide huizen van het Congres.

Eisenhower mocht dan geen politicus zijn, hij was van nature pragmatisch ingesteld en had in het leger geleerd te werken met wat hij had. Hij vond dat onder zijn voorgangers het evenwicht tussen de uitvoerende, wetgevende en rechtelijke macht verloren was gegaan doordat de president teveel bevoegdheden aan zich getrokken had. Een president moest geen voortrekkersrol spelen, en zich niet overal mee bemoeien. Zoals hij in het leger gewend was, delegeerde Eisenhower een groot deel van de regeringszaken aan zijn staf- en kabinetsleden, die vooral afkomstig waren waren uit de zakenvleugel van de partij.

In twee belangrijke maatschappelijke kwesties was Eisenhower wat al te pragmatisch. Hij speelde geen rol van betekenis in het stoppen van de heksenjacht op communisten die senator Joe McCarthy had ontketend, en evenmin gaf hij veel steun aan de strijd van de zwarten voor gelijke rechten. In 1957 stuurde Eisenhower weliswaar federale troepen naar Arkansas toen daar de door het hoogste gerechtshof verordonneerde rassenintegratie op scholen in gevaar kwam, maar dat deed hij alleen omdat hij vond dat de wet moest worden nageleefd.

In tegenstelling tot de reactionaire isolationistische vleugel van de Republikeinen wenste Eisenhower dat Amerika zijn internationale verplichtingen nakwam. Hij zette Trumans buitenlandse beleid van het indammen van de communistische expansie voort, zij het dat hij het kostenaspect beter in de gaten hield. De oorlog in Korea had Eisenhower de grenzen aan het Amerikaanse internationalisme duidelijk gemaakt. Hij was er zich van bewust dat een lange, onpopulaire oorlog de publieke steun voor het beleid van containment (indamming) verminderde en via hoge defensieuitgaven de inflatie aanwakkerde. Eisenhower zag uitzonderlijk scherp dat dit soort interventies gevaarlijk waren voor wat ze probeerden te verdedigen: vrijheid, democratie en een markteconomie.

In juli 1953 bereikte Eisenhower, zoals hij in de verkiezingen had beloofd, een wapenstilstand in Korea. Verder bezuinigde hij op de conventionele strijdkrachten. Om de Amerikaanse defensiecapaciteit toch geloofwaardig te houden, breidde hij het aantal defensiepacten met andere landen uit en besteedde hij meer geld aan kernwapens. Zijn doel was het Amerikaanse nucleaire overwicht ten opzichte van de communistische tegenstanders te handhaven.

Eisenhower zorgde ervoor dat de kosten van de internationale crises binnen de perken bleven. Alleen de situatie in Libanon, in 1958, bewoog Eisenhower tot een kortstondige, vreedzaam verlopen, militaire interventie. In andere gevallen stuurde hij de CIA op pad, dreigde hij met de inzet van kernwapens, paste hij economische sancties toe, stelde hij onmogelijke voorwaarden aan een eventueel Amerikaans optreden, of deed hij gewoon niets. Militaire oplossingen ging hij zoveel mogelijk uit de weg.

Door te onderhandelen met de Sovjet-Unie probeerde hij de kostbare wapenwedloop te beperken. Maar omdat hij tegelijkertijd ook bang was het Amerikaanse militaire overwicht op te geven, liepen zijn initiatieven op niets uit. Tot grote confrontaties tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten kwam het echter ook niet.

Binnenlands brak Eisenhower met de trend om de federale overheid steeds meer taken te geven. De overheid, zo geloofde Eisenhower, moest haar maatschappelijke rol beperken en waar mogelijk verantwoordelijkheden overhevelen naar het bedrijfsleven of de staten. Nu het ook weer goed ging met de economie, kon de voortdurende groei van de overheidsuitgaven ook wel beperkt worden. In die zin vormde Eisenhower het juiste tegenwicht voor zijn Democratische voorgangers. Hij was bereid om wetsvoorstellen die naar zijn zin te veel kosten voorzien van een veto terug te sturen. Tegelijkertijd was hij verziend genoeg om een voorstel te doen tot het bouwen van het nationale netwerk van Interstate Freeways.

Tot teleurstelling van de Republikeinse reactionairen kwam van een ontmanteling van de onder Roosevelt en Truman aangenomen sociale wetgeving niets terecht. Het minimumloon werd zelfs verhoogd, en het stelsel van WW- en AOW-uitkeringen uitgebreid. De consolidatie van deze sociale verworvenheden was echter niet geheel Eisenhowers verdienste. Sommige, zoals de landbouwsubsidies, trachtte hij op te doeken. Dit was echter politiek onhaalbaar omdat deze en andere maatregelen populair waren bij de Amerikanen.

Eisenhower hield gedurende zijn hele presidentschap met succes vast aan zijn voorgenomen beleid. Tijdens zijn tweede ambtstermijn namen de twijfels over zijn leiderschap echter toe. Bij het volk bleef Ike weliswaar populair, maar bij veel politici en intellectuelen was dat niet langer het geval. Een aantal gebeurtenissen schaadde zijn imago.

Algemeen zette men vraagtekens bij Eisenhowers gezondheid, en twijfelde men of hij nog in staat was te blijven leiden nadat de president in 1955 een hartaanval had gehad, in 1956 geopereerd werd aan een ontstoken darm, en in 1957 getroffen werd door een lichte beroerte.

De onverwachte lancering van de Spoetnik-satelliet door de Sovjet-Unie in 1957, een schok voor de gemiddelde Amerikaan, inspireerde Eisenhower niet tot een ferm presidentieel antwoord. Weliswaar kwamen er na de lancering federale gelden vrij om het Amerikaanse hoger onderwijs te verbeteren, maar Ike streed met succes tegen een beduidende verhoging van de defensieuitgaven.

Tijdens de scherpe economische recessie van 1958 trad Eisenhower in de ogen van velen eveneens veel te slap op. In plaats van aan het roer te gaan staan en een koers uit te zetten, liet de president de natie liever ronddobberen, zo meenden critici. Te vaak werd hij op de golfbaan gezien in plaats van in het Witte Huis. Ook de hoog oplopende kwestie van de burgerrechten voor de zwarten scheen aan Eisenhower voorbij te gaan, terwijl zijn laatste poging tot een akkoord met de Russen in mei 1960 jammerlijk faalde, en Cuba in handen van een communist viel.

In 1960 werden Eisenhower en de Republikeinen door velen geassocieerd met doelloosheid en stagnatie. Dat, gecombineerd met het beeld van een jonge en dynamische Kennedy, was de belangrijkste reden dat Richard Nixon de verkiezingen verloor. In zijn memorabele afscheidsrede waarschuwde Eisenhower tegen de invloed van het militair-industrieel complex op de politieke besluitvorming, iets waarmee hij tijdens zijn ambtsperiode dikwijls te maken had gehad.

In de loop der jaren is het oordeel over Eisenhowers presidentschap danig herzien. Zijn stijl van regeren wordt nu als een voorbeeld van afstandelijke maar wel degelijk hands on management gezien. Het was allesbehalve vanzelfsprekend dat de jaren vijftig rustige en welvarende jaren werden, zonder grote oorlogen. Geleidelijk aan is Eisenhower de top tien van de presidenten binnengeslopen.