Opiniepeilingen

In het jaar voor de echte verkiezingen plaatsvinden, bepalen de opiniepeilingen de race. Dat is belangrijk omdat front runners meer aandacht krijgen en meer geld bijeen kunnen krijgen dan de achterblijvers, maar uiteindelijk zegt het niet veel. Tegen het einde van 2000 lag ex-senator Bill Bradley, inmiddels geheel vergeten, een aardig eindje voor op Al Gore. Daardoor kreeg hij alle media-aandacht. In Iowa en New Hampshire ging hij kopje onder.

In de herfst van 2003 nam Howard Dean een flinke voorsprong op John Kerry. Toch eindigde Dean slechts als derde in Iowa. Dat kwam niet omdat de peilingen het per se fout hadden gemeten maar vooral omdat de kiezers zich pas een paar dagen of weken voordat ze moeten stemmen op de campagne concentreren. Als ze goed gaan kijken, besluiten kiezers vaak om toch maar geen risico’s te nemen. Op dat moment stijgen de kansen van de establishmentkandidaten haast automatisch.

Als er één les te leren valt van het verleden, dan is het dat peilingen in het pre-verkiezingsjaar niet veel zeggen. Bekende namen scoren automatische hoger. Verrassende uitdagers hebben in de praktijk altijd moeite om hun aantrekkingskracht te behouden als de schijnwerpers van de media in volle heftigheid op hen worden gericht. Als een front runner zijn aantrekkingskracht echter behoudt en op volle kracht de voorverkiezingen ingaat, dan is een verrassing minder waarschijnlijk. Zeker is dat iedereen het spel der verwachtingen zal spelen: overdrijf de kracht van je tegenstander, maak van jezelf de underdog. (Zie ook: front runner, spel der verwachtingen, primaries.)