Log Cabin

De blokhut staat voor de nederige afkomst van een kandidaat. Aangezien het in Amerika als positief wordt ervaren als je in je jonge jaren armoede hebt geleden en ooit een gewone jongen bent geweest, proberen politici altijd zo’n verhaal te bedenken. Hoewel William Safire in zijn Political Dictionary opmerkt dat de uitdrukking nu meestal grappend gebruikt wordt, was John Edwards in 2004 bloedserieus met het uitspelen van zijn jonge jaren als zoon van een textielarbeider. Commercials werden opgenomen bij de huisjes waar de jonge Edwards – tegenwoordig multimiljonair als jurist – zijn hele eerste levensjaar had gesleten. Hij bouwde er een campagne omheen van solidariteit en invoelen met de gewone burger.

De log cabin werd voor het eerst gebruikt in de campagne van 1840. De Whigs hadden toen generaal William Henry Harrison genomineerd voor het presidentschap. Iemand die weinig met hem op had, stelde dat als je Harrison een voorraad sterke cider, een klein pensioen en de keuze zou geven, de oude generaal tevreden voor zijn log cabin zou gaan zitten. De opmerking was ironisch bedoeld aangezien Harrison eigenaar was van een flink landhuis met 800 hectare landbouwgrond eromheen. Slimme campagnevoerders zagen er een geuzenterm in en gebruikten het als middel om de volkse afkomst van de man uit te buiten. In een van de eerste echte campagnes in de Amerikaanse geschiedenis, stond Harrison zelf op een platte wagen waarop een blokhut was gebouwd, voorzien van decoratieve flessen cider.

Hoewel de blokhut met Harrison blijft verbonden, is het in overdrachtelijke zin een item dat zowat elke kandidaat naar voren schuift. Abraham Lincoln was niet alleen echt in een blokhut geboren maar had ook nog aan de spoorweg gewerkt – als railsplitter –, Harry Truman was verkoper in een kledingwinkel, Richard Nixon groeide op in relatieve armoede in Californië, Jimmy Carter was pindaboer en Ronald Reagan verdiende bij als badmeester en radioverslaggever. Natuurlijk buitte Bill Clinton zijn jeugd met een alcoholische stiefvader en een armlastige moeder in Hope, Arkansas, volledig uit.

John Nance Garner was van 1933 tot 1941 vicepresident van Franklin Roosevelt. Hij is vooral bekend vanwege zijn uitspraak dat het vicepresidentschap niet meer waard is dan een ‘emmer tabaksspuug’. Maar ook over de log cabin (hij was echt in een blokhut geboren) had Garner een relevante observatie: ‘Die blokhut heeft me in de politiek meer opgeleverd dan wat ik ook maar heb gezegd.’

Hoewel vrijwel alle kandidaten in de campagne van 2008 bijzonder welgesteld zijn, proberen ze allemaal te vertellen hoe dicht ze staan bij de gewone burger. Zo claimt Hillary Clinton van gewone komaf te zijn, een gewoon meisje uit he Midden Westen, opgegroeid in de middenklasse, hoewel haar vader welgestelde arts was. Barack Obama maakt vooralsnog de meeste aanspraak op de log cabin-mythe, een Hawaii-variant. In zijn autobiografie beschrijft hij een jeugd die misschien niet direct armoedig was, maar wel rommelig.