1974

1974

Aftreden president Richard Nixon

 

Tijdens de presidentsverkiezingen van 1972 was de regering Nixon betrokken bij een inbraak in het hoofdkwartier van de Democratische Partij in het Watergate Hotel in Washington. Het was niet de eerste of de enige keer dat de regering Nixon op het randje van de legaliteit opereerde, of daar overheen. Twee journalisten van The Washington Post stortten zich op het schandaal. Ten langen leste kwam bewijs boven tafel dat president Nixon direct betrokken was bij het verbergen van bewijsmateriaal. Toen geluidsbanden opdoken met de ‘smoking gun’ die dit bewees, dreigde het Congres de president af te zetten via een impeachment. Toen dat onvermijdelijk leek, trad Nixon af. Henry Kissinger, Nixons veiligheidsassistent en minister van Buitenlandse Zaken, beschrijft in zijn memoires de laatste dagen.

 

6 augustus 1974

“Ondertussen werd ik benaderd door een aantal bezorgde mensen die er op aandrongen de zaak op scherp te zetten door te dreigen met ontslag tenzij Nixon zelf ontslag zou nemen; een paar suggereerden zelfs dat ik het 25ste Amendement van de Grondwet moest inroepen en de president incapabel verklaren. Dat was ondenkbaar. Het was niet alleen dat iemand die door de president benoemd was niet het morele recht had om hem tot ontslag te dwingen; het zou ook een ondraaglijke historische last zijn voor iemand die in het buitenland was geboren [Kissinger vluchtte in 1938 met zijn ouders uit Duitsland]. Hoewel Haig [presidentieel assistent] me vertelde dat Nixon nog steeds twijfelde, was ik ervan overtuigd dat hij uiteindelijk zou doen wat juist was en dat het voor de natie belangrijk was om in elk geval de indruk te wekken dat hij die conclusie zelf had getrokken.”

7 augustus 1974

Die ochtend vindt een kabinetsvergadering plaats.

“Ik zat op mijn plek rechts naast de stoel van de president toen Nixon binnenkwam. Het was onmogelijk geen medelijden te hebben met deze gekwelde man. Ik had te veel tijd met hem doorgebracht om niet zijn paniek te beseffen; ik wist dat zijn bravoure alleen maar oppervlakte was.

Nixon begon de vergadering met te zeggen dat hij het wilde hebben over het belangrijkste onderwerp dat de natie aanging; het ging – vreemd genoeg – over inflatie.

[…]

Opeens stapte hij over naar het onderwerp dat iedereen bezig hield. Hij bedankte het kabinet dat ze hem tijdens alle problemen hadden gesteund. Hij was zich ervan bewust wat een slag de geluidsband van 23 juni 1973 voor zijn zaak was. Hij vroeg niets van de kabinetsleden dat ze persoonlijk beschamend of in strijd met hun overtuigingen zouden vinden. Ze konden hun land en hun president dienen door hun ministeries in de komende maanden goed te beheren. Wat hem betrof, hij was zich ervan bewust dat er werd geroepen om zijn ontslag. Hij had al eerder moeilijke tijden meegemaakt; hij kon ook bogen op heel wat successen. Hij zou niet alleen zijn persoonlijke wensen moeten afwegen maar ook het ambt van president. Als hij onder druk aftrad, zou hij mogelijk het presidentiële systeem omvormen in een parlementair systeem, waarin een president alleen maar aan kon blijven zo lang hij het vertrouwen had van de wetgevende macht. Dat was natuurlijk helemaal niet aan de orde. Een president afzetten was nou niet direct hetzelfde als een parlementaire motie van wantrouwen.

[…]

Rond zes uur ’s middags belde Haig me. Kon ik direct naar het Witte Huis komen? Hij vertelde me niet waarom. Dat was ook niet nodig, het was duidelijk dat de beslissing was gevallen. Toen ik het Oval Office binnenkwam trof ik Nixon alleen, met zijn rug naar de kamer, door de hoge ramen starend naar de Rose Garden. Nixon draaide zich om toen hij me hoorde. Hij leek heel beheerst, bijna op zijn gemak. Hij besloten om af te treden, zei hij. De Republikeinse leiders hadden zijn gevoel bevestigd dat er niet genoeg steun in het Congres over was om een gevecht te rechtvaardigen. Het land had rust nodig. Hij kon ons buitenlands beleid alleen redden door een grondwettelijke crisis te vermijden. Hij zou de volgende avond, op donderdag 8 augustus, het land toespreken; hij zou daadwerkelijk ontslag nemen op 9 augustus om twaalf uur ’s middags. Hij hoopte dat ik aan zou blijven om de nieuwe president te helpen voort te gaan met de buitenlandse politiek waarop hij zo trots was.

De energie leek uit hem weg te vloeien en ik maakte me zorgen over zijn gemoed. ‘De geschiedenis zal u vriendelijker behandelen dan uw tijdgenoten hebben gedaan,’ zei ik. Wat ik me herinner is dat ik op dat moment mijn arm om hem heensloeg, helemaal aan het einde de afstand overbruggend die ons al die jaren op het menselijk niveau had gescheiden. Nixon schrijft er niet over in zijn memoires. Misschien is het ook niet gebeurd en voelde ik alleen maar dat ik het wilde doen. Of misschien wilde Nixon toen hij zijn boek schreef niet erkennen dat hij troost nodig had, een emotie die hij een teken van zwakte vond maar feitelijk de meest menselijke reactie die mogelijk was.”

 

Kissinger vertrekt maar om negen uur belt Nixon met de vraag of hij naar het Witte Huis wil komen.

 

“Ik trof Nixon in een karakteristieke houding, onderuitgezakt in de bruine stoel, zijn benen op de poef, een gele aantekenblok op zijn schoot – een laatste redmiddel op dit moment van wanhoop. Een leeslamp wierp een dun licht op zijn stoel; de rest van de kamer lag in de schaduw, alleen gebroken door de verre lichten van het Witte Huis terrein. Andere herinneringen drongen zich op: ik was hier geweest toen het Witte Huis belegerd werd door tienduizenden gepassioneerde en luidruchtige Vietnam demonstranten. Vaak had ik het gevoel gehad dat in die kamer de geconcentreerde macht haast tastbaar was. Nu was het enkel stilte en een eenzaamheid.

Er zijn verscheidene verhalen van onze ontmoeting die avond. Nixon zou me hebben geroepen voor een uur lang, relatief zakelijke bijeenkomst. Er is ook een niet erg fijnzinnige versie van een president die zichzelf helemaal kwijt was en die met zijn vuist op het tapijt sloeg, zijn wrede lot vervloekend. Geen van beide versies kloppen met wat ik me herinner. Er is geen twijfel dat de ontmoeting bijna drie uur duurde. Nixon was niet kalm en niet zakelijk. En evenmin was hij het helemaal kwijt. Hij was kapot en hij zou raar zijn als hij dat niet was geweest. Maar hij had zichzelf in de greep. Er was geen twijfel dat hij diep gegriefd was ; maar ik vond zijn zichtbare pijn natuurlijker dan de bijna onmenselijke zelfbeheersing die ik zo goed had gekend. Om zo hard te hebben gestreefd, om een publieke persoonlijkheid uit een zo vormloze identiteit te hebben geschapen, om die supermenselijke inspanning te hebben volgehouden om dan te eindigen met iedere zwakheid blootgelegd en iedere vergissing bijdragend aan de val – dat was een noodlot van bijbelse proporties. Het was duidelijk dat de Godheid niet de veronderstelling tolereerde dat alles gemanipuleerd kon worden; er was hier sprake van een duidelijke les over de grenzen van de menselijke pretenties.

Tegen middernacht, na ongeveer twee uur in de Lincoln Room, maakte ik aanstalten om te vertrekken. Nixon liep met me mee naar de lift, door lange gang die de presidentiële residentie in tweeën deelt. Hij stopte bij de deur van de Lincoln Room. En hij stelde voor dat hij en ik samen zouden bidden. Er was geen goede manier om die avond tot een einde te brengen of om een punt te zetten achter een dergelijke stormachtige carrière. En ik weet niet zeker dat dit niet net zo betekenisvol was als welke andere manier dan ook, en in elk geval meer geschikt dan de meeste.”

 

Nixon houdt zijn televisietoespraak op de avond van 8 augustus en wordt daarna opgevangen door zijn gezin – Kissinger is daar niet bij.

 

“De volgende morgen [9 augustus] werden Nixon kabinet en zijn Witte Huis staf voor de laatste keer bijeen geroepen, samengepakt in de East Room. Velen van ons konden de opwinding herinneren van de twee inaugurele feesten en de hoge verwachtingen als je daar werd ingezworen. Om half tien kondigde de militaire assistent de president en Mrs. Nixon aan, gevolgd door flarden van ‘Hail to the Chief’. Het was bijna niet te verdragen, zo pijnlijk. Daarna gaf Nixon een toespraak die rammelde waar zijn toespraak van de avond tevoren gedisciplineerd was geweest, emotioneel was waar die van de avond tevoren gecontroleerd was. Het was te veel. Het was alsof hij na zichzelf al die jaren in toom te hebben gehouden alle demonen en dromen moest tonen die hem tot dit punt gedreven hadden. Hij droeg zelfs voor het eerst een bril in het openbaar, symbolisch de ijdelheid en het toneelspel van zijn carrière afzwerend. Het was gruwelijk en hartbrekend, maar het was onvermijdelijk. Nixon kon niet vertrekken als de automaat die zijn publieke persoonlijkheid was geweest. Ik was tegelijkertijd tot tranen bewogen en woedend om nog eens door die molen gehaald te worden, zodat zelfs in zijn laatste publieke daad Nixon erin slaagde zijn eigen ambivalentie te projecteren op iedereen om hem heen.

[…]

Een paar minuten later stond ik op het zuidbalkon van het Witte Huis, vanwaar Nixon altijd met buitenlandse gasten had gewuifd naar de menigte die daar beneden voor de aankomstceremonie zich had verzameld. Daar beneden lag op de South Lawn een uit de toon vallend rood tapijt uitgerold naar de wachtende helikopter en een erewacht presenteerde voor de laatste keer de wapens voor de president en Mrs. Nixon die vergezeld waren van de Fords. De voorbestemde president [vice-president Gerald Ford] sprak een paar onhoorbare woorden tegen de president en Mrs. Nixon aan de voet van de helikoptertrappen. In deuropening draaide Nixon zich voor de laatste maal om naar zijn collega’s met een zwaai van zijn armen die zwierig was bedoeld maar die meer wat dan ook liet zien dat hij het einde van zijn fysieke en geestelijke krachten had bereikt.

Spoedig was de helikopter enkel een klein stipje naast het Washington Monument en daarna verdween hij in de richting van Andrews Air Force basis. Ford, die nog anderhalf uur de voorbestemde president zou zijn, draaide zich om en liep vastberaden naar het Witte Huis, zijn arm om de schouders van zijn vrouw. Ze waren vrijwel alleen; er was nog niet die aanhang van assistenten en zichtbare beveiliging; Ford leek bedrukt en tegelijk vol vertrouwen.”

 

Gerald Ford werd die dag ingezworen als de 37ste president van de Verenigde Staten. Hij zou Richard Nixon een algemeen pardon geven voor eventuele wetsovertredingen. Die verstandige daad zorgde ervoor dat de directe effecten van Watergate snel verdwenen, maar was zo omstreden dat Ford meteen veel goodwill verspeelde. Het droeg mede bij aan zijn verlies in de presidentsverkiezingen van 1976. Henry Kissinger bleef minister van Buitenlandse Zaken maar zijn beleid en de erfenis van Nixon kwamen steeds meer onder vuur te liggen van de neoconservatieven. De polarisatie die Watergate heeft opgeleverd verlamt tot de dag van vandaag de Amerikaanse politiek.

 

Bron

Years of Upheaval door Henry Kissinger (1982)