1968

1968

Het Tet offensief

 

De oorlog in Vietnam was de eerste ‘televisie oorlog’. Door de escalatie sinds 1964, de dreiging van een dienstplicht en het daarop volgende studentenprotest, was de stemming in Amerika behoorlijk anti-oorlog geworden. Op 31 januari 1968, het Vietnamese Nieuwjaar, Tet, begonnen de Noord Vietnamezen en de Vietcong een goed georganiseerd offensief. Het mislukte grotendeels, maar omdat de opstandelingen tot in de Amerikaanse ambassade in Saigon wisten door te dringen, ervoer de Amerikaanse burger het als een blamage. De twijfel aan het officiële optimisme nam toe. Walter Cronkite, de alom vertrouwde nieuwslezer van CBS News, was direct na het Tet offensief naar Vietnam gegaan, kwaad dat hij misleid was te denken dat Amerika de oorlog aan het winnen was. Hij maakte uitzendingen vanuit de weer teruggewonnen ambassade. Op 27 februari sprak Cronkite het volgende commentaar uit in het avondnieuws.

Klik hier voor de uitzending van Cronkrite

“Terug in onze meer gebruikelijke omgeving in New York, willen we vanavond onze bevindingen in Vietnam op een rijtje zetten, een analyse die niet anders kan zijn dan speculatief, persoonlijk, subjectief. Wie heeft gewonnen en wie heeft verloren in het grote Tet offensief tegen de steden? Ik weet het niet zo zeker. De Vietcong won niet met een knock out, maar dat deden wij evenmin. De scheidsrechters van de geschiedenis zullen er wellicht een gelijkspel van maken. Een nieuwe patstand lijkt te ontstaan in de grote slagen die we verwachten ten zuiden van de Gedemilitariseerde Zone [de slag om Hué zou nog maanden duren]. Khesanh [een basis waar de mariniers geïsoleerd waren geraakt] zou kunnen vallen, met een vreselijk verlies aan Amerikaanse levens, prestige en moraal, en dat is de tragedie van onze koppigheid daar; maar het bastion is niet langer een sleutel tot de rest van de noordelijke regio’s en het is onwaarschijnlijk dat de Amerikaanse strijdkrachten kunnen worden verslagen over de hele breedte van de Gedemilitariseerde Zone en substantieel terrein verliezen. Opnieuw een patstelling. Aan het politieke front geven de prestaties uit het verleden weinig vertrouwen dat de Vietnamese regering zijn problemen kan oplossen, die nu verergerd zijn door de aanval op de steden. Misschien valt ze niet, misschien blijft ze aan de macht, maar ze zal waarschijnlijk niet de dynamische kwaliteiten tonen die gevraagd worden van deze jonge natie. Opnieuw een patstelling. We zijn te vaak teleurgesteld in het optimisme van de Amerikaanse leiders, zowel in Vietnam als in Washington, om nog langer vertrouwen te hebben in de zilveren randen die zij zelfs aan de donkerste wolken ontdekken. Ze mogen gelijk hebben dat het winter/lente offensief van Hanoi hen is opgedrongen omdat ze niet langer de uitputtingsoorlog konden winnen, en dat de Communisten hopen dat wat voor succes dan ook hun positie in uiteindelijke onderhandelingen zal versterken. Het zou inderdaad die positie kunnen versterken, en het zou ook ons bewustzijn moet vereisen, die we eigenlijk altijd al gehad zouden moeten hebben, dat alle onderhandelingen precies dat moeten zijn – onderhandelingen, niet het dicteren van vredestermen. Want het lijkt nu zekerder dan ooit dat de bloedige exercitie in Vietnam in een impasse zal eindigen. De vrijwel onafwendbare patstelling van deze zomer zal eindigen óf in echte geven-en-nemen onderhandelingen óf in een vreselijke escalatie; en voor elk middel dat wij hebben om te escaleren, kan de vijand ons evenaren, en dat geldt ook voor een invasie van het Noorden, het gebruik van kernwapens, of het enkel de strijd in sturen van honderd, tweehonderd of driehonderd duizend meer Amerikaanse soldaten. En met iedere escalatie, komt de wereld dichter bij de rand van een kosmische ramp.

Te zeggen dat we vandaag dichter zijn bij een overwinning, is de optimisten te geloven die het in het verleden bij het foute eind hadden, tegen het bewijs in. Te suggereren dat we op de rand van een nederlaag staan is toegeven aan onredelijk pessimisme. Te zeggen dat we vastzitten in een patstelling lijkt de enige realistische, en tegelijk onbevredigende conclusie. Met de kleine kans in gedachten dat de militaire en politieke analisten gelijk hebben, moeten we in de komende paar maanden de bedoelingen van de vijand testen, voor het geval dit inderdaad de laatste grote ademtocht is voordat onderhandelingen kunnen beginnen. Maar het is voor deze verslaggever in toenemende mate duidelijk dat in dat geval de enige rationele uitweg is om dan te onderhandelen, niet als overwinnaars maar als eerzame mensen die hun belofte zijn nagekomen om democratie te beschermen en dat zo goed mogelijk deden.

Dit is Walter Cronkite. Goedenacht.”

 

President Lyndon Johnson keek iedere avond naar alle drie de nieuwsuitzendingen. Naar verluidt draaide hij zich na de uitzending van 27 februari om naar zijn perssecretaris en zei: ‘Als ik Cronkrite heb verloren, dan heb ik het land verloren.’ Op 12 maart haalde de vrijwel onbekende senator Eugene McCarthy als ‘vredeskandidaat’ 42 procent van de stemmen in de voorverkiezingen van New Hampshire, maar driehonderd stemmen minder dan de president zelf. Vier dagen later kondigde de door Lyndon Johnson verafschuwde Robert Kennedy, toen senator van de staat New York, zijn kandidatuur aan. Op 31 maart kondigde president Johnson aan dat hij zich terugtrok voor herverkiezing. Hoewel Richard Nixon in de campagne voor het presidentschap ‘een plan’ aankondigde voor het beëindigen van de oorlog, zou hij nog minstens vier jaar duren en tienduizenden Amerikaanse en honderdduizenden Vietnamese levens kosten.

 

Bron

CBS News, broadcast transcript.