1900


Als vrouw in een hogere middenklasse milieu was Jane Addams vrijwel veroordeeld tot een inactief leven. Daarmee was de in 1860 geboren Addams niet tevreden. Geïnspireerd door Engelse voorbeelden, stichtte ze in 1889 in de immigrantenwijk van Chicago een opvangcentrum, Hull House. Ze hielp de straatarme immigranten uit de omliggende wijken met cursussen en activiteiten op alle mogelijke terreinen.

In haar memoires, Twenty Years at Hull House (1910), stelt Jane Addams vast dat de wijk in twintig jaar behoorlijk is veranderd. Ze geeft vervolgens een beschrijving van de buurt in de tijd dat ze haar opvangcentrum opzette.

“Halsted Street is na twintig jaar dermate bekend terrein geworden dat het moeilijk is de geleidelijke veranderingen opnieuw op te roepen: het vertrek van de langzaamaan meer welvarende Ieren en Duitsers en hun vervanging door Russische joden, Italianen en Grieken. In een eerdere toespraak gaf ik een beschrijving van de straat die naar mijn gevoel nog steeds kan gelden als positie en correct.

Halsted Street is bijna vijftig kilometer lang en een van de grote doorgangswegen van Chicago; Polk Street kruist hem in het midden tussen de stockyards in het zuiden en de scheepswerven aan de noordelijke aftakking van de Chicago River. De tien kilometer tussen deze beide industrieën is een aaneenschakeling van winkels van slagers en kruideniers, obscure en prachtige drinkgelegenheden, en dure winkels voor de verkoop van kant en klare kleding. Waar Polk Street westwaarts loopt vanaf Halsted Street gaat het aanzien en de weelde snel omhoog; in het stuk dat gedurende anderhalve kilometer oostwaarts loopt naar State Street, wordt het geleidelijk aan slechter, een netwerk van zonde, kruisend op de hoeken van Clark Street en Fifth Avenue.

Er was een tijd dat Hull House in de voorsteden stond maar de stad is geleidelijk aan eromheen gegroeid en we raken nu aan drie of vier wijken vol buitenlanders. Tussen Halsted Street en de rivier wonen ongeveer tienduizend Italianen – uit Napels, Sicilië en Calabrië, met hier en daar iemand uit Lombardije of Venetië. Naar het zuiden op Twelfth Street vinden we de Duitsers en de zijstraten zijn bijna helemaal overgenomen door Polen en Russische joden. Nog verder naar het zuiden mengen deze joodse kolonies zich met een enorme kolonie uit Bohemen, zo omvangrijk dat Chicago de derde Boheemse stad is in de wereld. In noordwestelijke richting wonen veel Frans-Canadezen, behoorlijk op zichzelf ook al zijn ze al heel lang in Noord-Amerika, en in het noorden vinden we de Ieren. In de straten direct naar het westen en verder naar het noorden wonen welvarende Engels sprekende families, waarvan een groot aantal hun eigen huis bezit en al jaren in deze wijk woont; één man woont nog steeds in zijn oude boerderijtje.

Het beleid van de autoriteiten om nooit ook maar één initiatief te nemen en altijd te wachten tot ze gedwongen worden hun plicht te doen, is vanzelfsprekend fataal in een wijk waar de burgers zelf weinig initiatief tonen. Het basisidee van onze op zelfregulering gerichte samenleving bladdert af in een dergelijke wijk. De straten zijn onbeschrijflijk smerig, er zijn te weinig scholen, hygiëne regels worden niet nageleefd, de straatverlichting is slecht, de bestrating abominabel en afwezig in stegen en kleinere straten, en de stallen zijn vuiler dan je je kunt voorstellen. Honderden huizen hebben geen riolering. De oudere en minder arme inwoners proberen zo snel mogelijk te vertrekken. Zij maken ruimte voor nieuw aangekomen immigranten die al helemaal niets weten van burgerplichten. Deze vervanging van de oudere bewoners zie je ook in de industriële bedrijvigheid in de zuidelijke en oostelijke delen van de wijk. De joden en de Italianen zorgen voor het afwerken in de kledingindustrie, werk dat eerder werd gedaan door Amerikanen, Ieren en Duitsers maar die weigerden de extreem lage lonen te accepteren waartoe het systeem hun opvolgers heeft veroordeeld. Het sweatshop systeem is erop gericht om huur als kostenpost te elimineren en dus begint het ‘buitenwerk’ zodra de kleding de snijders verlaat. Een scrupuleloze aannemer vindt geen kelder te donker, geen stal te smerig, geen achterhuis te bouwvallig en geen huurkazernekamer te klein als werkplek, zolang ze maar weinig huur betekenen. Vandaar dat deze sweat shops in grote aantallen aanwezig zijn in de wijken met buitenlanders waar de uitbuitende ondernemer gemakkelijk zijn goedkope kelders en zijn thuiswerkers vindt.

De huizen van de wijk, grotendeels van hout, zijn oorspronkelijk gebouwd voor één gezin en worden nu gebruikt door verscheidene families. Ze zijn van het soort van oncomfortabele frame houses die een jaar twintig geleden te vinden waren in de armere buitenwijken. Veel ervan zijn gebouwd waar ze nu staan, anderen kwamen hier op rollen omdat de plek waar ze stonden door fabrieken werd overgenomen. De weinige bakstenen huurkazernes die drie of vier verdiepingen hoog zijn, zijn relatief nieuw en er zijn weinig echt grote gebouwen. De kleine houten huisjes ogen tijdelijk en misschien is dat de reden dat de wetgeving over huurhuizen in Chicago totaal niet voldoet. Verhuur van hokken in de achtertuin floreert; veel huizen hebben geen watertoevoer afgezien van de kraan in de achtertuin, er zijn geen brandtrappen, vuilnis en as worden geplaatst in houten kratten die op het trottoir zijn vastgemaakt. Een van de meest ontmoedigende aspecten van het huidige systeem van huurhuizen is dat velen ervan in eigendom zijn van zwaar vervuilde en onwetende immigranten zelf. De theorie dat rijkdom verantwoordelijkheid brengt, dat bezit uiteindelijk leidt tot onderwijs en verfijning blijkt in deze gevallen totaal te falen.

De kinderen van een Italiaanse immigrant poetsen waarschijnlijk schoenen in de straat en zijn vrouw verzamelt todden uit de goot, om ze in de pietepeuterige tuin te sorteren. Een zekere mate van weelde doet misschien iets voor haar zelfgenoegzaamheid of eigenbelang; maar het doet zeker niets voor haar leefomstandigheden of een beter leven voor haar kinderen, noch voor de netheid van wie dan ook van de betrokkenen. Veel onappetijtelijke omstandigheden worden getolereerd maar zouden met horror beschouwd worden als ze permanent bleken. De werkelijkheid is dat de afschuwelijke omstandigheden doorzieken tot minstens twee generaties kinderen erin zijn geboren en opgegroeid.”

Addams beschrijving van de immigrantenwijken kan model staan voor wat in alle grote Amerikaanse steden was te vinden. In New York had Jacob Riis met zijn boek How the Other Half Lives de gegoede burgers wakker geschud over wat er om de hoek gebeurde en een nieuwe stijl van journalistiek, door president Roosevelt muck rackers genoemd stelde andere wantoestanden aan de kaak. Overal losten de immigranten groepen elkaar af, zowel in de woningen als in de banen die ze vervulden. De armoede bleef. In de loop der jaren werd Hull House niet alleen een ontmoetingscentrum voor immigranten maar ook voor linkse intellectuelen die zich spiegelden aan Addams’ voorbeeld. Addams was ook een activiste voor vrouwenkiesrecht en pacifisme, wat haar tijdens de Eerste Wereldoorlog de nodige problemen opleverde. In 1931 kreeg ze de Nobelprijs voor de Vrede.

 

Bron

Twenty Years in Hull House door Jane Addams, 1910.