1820

De toelating van Missouri als slavenstaat dreigde de balans tussen vrije en slavenstaten te verstoren. Het Missouri Compromise maakte van een deel van Massachusetts de vrije staat Maine en stelde een scheidslijn op tussen noord en zuid. Missouri zou de enige slavenstaat mogen zijn ten noorden van die lijn. In zijn memoires beschrijft John Quincy Adams, toen secretary of State en later president (1825-1829) zijn reactie via een gesprek met John Calhoun, later zijn vice-president, opgetekend op 24 februari 1820.

“Ik had een conversatie met Calhoun over de slavenkwestie waarover het Congres zich boog. Hij zei dat hij niet verwachtte dat het zou leiden tot een uiteenvallen van de Unie maar dat, als het nodig was, het Zuiden genoodzaakt zou zijn om een offensieve en defensieve alliantie te vormen met Groot Brittannië.

Ik zei dat dit leek op een terugkeer naar de koloniale status.

Hij was het daarmee eens maar zei dat het hen opgedrongen werd. Ik vroeg hem of hij dacht dat door dit bondgenootschap het noorden afgesneden zou worden van zijn natuurlijke toegang tot de oceaan [door een Britse blokkade] en dat het dan niet over land naar het zuiden zou bewegen, liever dan te verhongeren. Dan, zei hij, zouden ze het noodzakelijk achten om hun gemeenschappen allemaal op militaire leest te schoeien. Ik ging er maar niet op door; maar als het uiteenvallen van de unie het resultaat zou zijn van de slavenkwestie, dan is het zo klaar als een klontje dat je kunt voorzien dat niet lang daarna de algemene emancipatie van de slaven zal moeten volgen.

[…]

Ik vertelde Calhoun dat ik de dingen [diens visie op slavernij] niet in hetzelfde licht kon zien. In werkelijkheid is het allemaal een geperverteerde visie – arbeid aanzien voor slavernij en autoriteit voor vrijheid. De discussie over de Missouri kwestie heeft het geheim van hun ziel blootgelegd. In abstracto erkennen ze dat slavernij een kwaad is, ze ontkennen dat ze hebben meegewerkt aan de introductie ervan, en wijten dat allemaal aan onze oude Grandam Brittain. Maar als je doorvraagt tot op de essentie tonen ze in de bodem van hun ziel trots en grootspraak in hun situatie van heerschappij. Ze zien zichzelf als meer genereus en nobeler dan de gewone vrije burgers die werken voor hun onderhoud. Ze kijken neer op de eenvoud van de Yankee omdat hij niet die overtrokken gewoontes van hen heeft en negers niet als honden kan behandelen. De indruk die je krijgt van de voortgang van deze discussie is dat de ruilhandel tussen vrijheid en slavernij in de grondwet van de Verenigde Staten moreel en politiek kwalijk is, niet consistent met de principes van waarop onze revolutie is gegrond; wreed en onderdrukkend, door de ketens van de slavernij te gebruiken, door geloof in vrijheid te belijden en de tirannie van de meester te vereeuwigen; en vreselijk ongelijk en onpolitiek door te erkennen dat slaven tegelijkertijd vijanden zijn die onderworpen moeten blijven, eigendom dat beschermd en teruggegeven moet worden aan de eigenaar, en personen die zichzelf niet vertegenwoordigen, maar waarvoor hun meesters het recht krijgen om bijna een dubbele vertegenwoordigende stem te hebben [slaven golden voor de politieke vertegenwoordiging als 2/3 persoon, ook al hadden ze geen stemrecht of burgerrechten].

[…]

Ik ben akkoord gegaan met het Missouri compromis, omdat ik geloof dat het alles was dat tot stand kon komen onder de huidige Grondwet en omdat ik bijzonder onwillig was om de unie in gevaar te brengen. Maar misschien zou het verstandiger en ook stoutmoediger geweest zijn om te hebben gestaan op de beperking voor Missouri, totdat een conventie was bijeengekomen van de staten om de grondwet te herzien en te amenderen. Dit zou een nieuw unie opgeleverd hebben met dertien of veertien staten die niet vervuild zouden zijn door slavernij, met een groots en glorieus doel om te bereiken, namelijk dat van het overhalen van de andere staten naar hun norm door de universele emancipatie van hun slaven te bepleiten. Als de unie moet worden ontbonden dan is slavernij precies de kwestie waarop we moeten breken. Voorlopig is de zaak echter weer gesust.”

Het Missouri Compromise werd op 5 maart 1820 aangenomen en hield stand tot de Kansas-Nebraska Act van 1854 waarin een nieuw compromis werd gesloten, dat uiteindelijk tot de burgeroorlog zou leiden. John Calhoun uit South Carolina was de grote man achter de staatsrechten en de voorvechter van het recht van het zuiden om zelf te beslissen over slavernij en andere zaken – inclusief het uit de unie treden. Hij diende als vice-president onder president John Quincy Adams.

Bron

Memoirs of John Quincy Adams, geredigeerd door Charles Francis Adams (1875)