Nee, er is geen reden om John McCain heilig te verklaren. Hij was er niet toen het nodig was.

Senator John McCain is, zoals de horken in het Witte Huis stellen, ‘bijna dood’. Ze hadden gelijk, die horken, maar het blijft een stupide, onbeschofte en harteloze vaststelling, al zijn dat precies de karaktereigenschappen van deze president.

Voordat John McCain echter wordt heilig verklaard, is het gepast om wat kanttekeningen te zetten bij de carrière van deze man.

Niet bij zijn militaire carrière, zijn krijgsgevangenschap en zijn weigering om eerder vrijgelaten te worden omdat hij als zoon van een admiraal een mooi nummertje zou opleveren voor de Noord-Vietnamezen. Allemaal bewonderenswaardig, behalve voor de hork in het Witte Huis.

Nee, het is de politieke carrière van McCain die iets meer aandacht vraagt dan hij meestal krijgt. Hij won zijn zetel in het Huis van Afgevaardigden in 1982 en zijn senaatszetel voor Arizona in 1986. Zijn eerste politieke blunder was wetgeving in het Huis ten gunste van de oplichters die de Savings and Loans Crisis van het midden van de jaren tachtig hielp – een vergeten hoofdstuk waarin de federale overheid (onder de heilige Reagan) miljarden besteedde om lokale rotte banken te redden. McCain was een van de Keating Five (vijf senatoren van wie er vier Democratisch waren, plus McCain) die in 1989 wetgeving opstelden om Charles Keating te helpen, wiens Lincoln Savings and Loan in 1989 ineenstortte. Het kostte de belastingbetaler 3,4 miljard. Hoe kreeg Keating dat gedaan? Hij stortte in totaal 1,3 miljoen dollar in de kassen van deze vijf senatoren. Wat je noemt een goede investering. De vijf werden onderzocht door een ethisch committee dat niet verder ging (voor McCain) dan ‘poor judgement’.

Hij leerde ervan want hervorming van de financiering van de politiek in de VS werd McCains item. De McCain-Feingold Act van 2002 deed dat. Het Supreme Court hielp de wetgeving om de zeep in de inmiddels beruchte uitspraak Citizens United die onbeperkte financiering, ook door bedrijven, mogelijk maakte. De tweepartijenwetgeving van McCain-Feingold zou vandaag de dag niet meer mogelijk zijn.

McCain voerde al in 2000 campagne voor het presidentschap. Moeilijk voor de geest te halen maar hij was toen de ‘maverick’, iemand die recht voor zijn raap en eerlijk met de kiezers omging. Hij reisde met een bus genaamd de ‘Straight Talk Express’, hield overal bijeenkomsten en won in februari 2000 de voorverkiezingen in New Hampshire. Wij, outsiders, dachten dat er iets zou veranderen in de politiek. Dit was een interessante vent, iemand die durfde, ook al was hij zo conservatief dat we hem beleidsmatig niet vertrouwden.

Het Republikeinse establishment schrok wakker en schaarde zich achter hun trekpop, kleine Bush. In South Carolina verloor McCain de voorverkiezingen na een ondermaatse campagne van Bush – wiens onderknuppeltjes onder meer claimden dat McCains geadopteerde dochter (uit Bangla Desh) zwart was, zijn vrouw drugsverslaafd en hij zelf een homo. Kleine Bush wist de evangelische (en racistische) kiezers te mobiliseren en versloeg McCain (en deed natuurlijk net of hij met die campagne niets van doen had). Het maakte de senator behoorlijk bitter.

Natuurlijk steunde McCain de oorlog in Irak en Afghanistan, waarvan hij in zijn meest recente boek (met naar het schijnt te weinig straight talk) zegt dat het een fout was. Hij steunde natuurlijk ook de belastingverlagingen voor de rijken die Bush doorvoerde (zoals hij ook de Trump omgekeerde Robin Hood wetgeving steunde). Later in het decennium kreeg hij spijt van de blanco cheque die hij de Bush Cheney bende had gegeven omdat die werd gebruikt om te martelen, volgens McCain Amerika onwaardig. Hij was een groot fan van de surge in 2007, de extra militairen die werden gestuurd in een laatste poging om in Irak het tij te keren.

Wat McCain echter leerde is dat een Republikein de evangelische kiezers naar de mond moet praten. Niks geen straight talk, gewoon Republikeinse onzin. Hoewel hij in de aanloop naar de voorverkiezingen bijna struikelde, haalde hij de nominatie dankzij het Republikeinse systeem van winner takes all. Daarmee kon McCain Mitt Romney de loef afsteken die door kleine verliezen al snel op een onmogelijke afstand stond maar toen de nominatie verdiend had.

McCain beging de grootste blunder van zijn leven door de gouverneur van Alaska, Sarah Palin, de domme gans versie van Trump, als running mate te vragen. De schande was dat hij een totaal ongeschikt persoon als mogelijk president voorstelde (dat doen Republikeinen wel vaker, zie Dan Quayle bij oude Bush en de protodictator Dick Cheney bij kleine Bush) maar het lage niveau van Palin was wel erg schandelijk. De mensen die hem ompraatten hadden echter een fijne neus voor de ontwikkeling van het Republikeinse electoraat: het enthousiasme voor Palin was een vroege variant van de Trump waanzin. Waarom deed McCain het? Hij dreigde te verliezen en wilde de campagne een elektrische schok geven. Principieel was niet een woord dat vanzelf opkwam bij deze McCain. Het werd een doodsklap.

Enfin, hij verloor volkomen terecht – nadat hij zichzelf tijdens de economische crisis in najaar 2008 nog tamelijk belachelijk had gemaakt met onzinvoorstellen en een stuitend gebrek aan economische kennis. Wel legde hij, ook karakteristiek, eer in met een opmerking tegen een van zijn dommere kiezers dat, nee, Obama geen Arabier was (lees moslim) maar een degelijk man met wie hij van mening verschilde. Het was een van de weinige principiële hoogtepunten in de campagne van McCain.

McCain was een tegenstander van Obama’s economische plannen om de crisis aan te pakken omdat het te duur was – helaas liet hij later tijdens de Trump stimulus niets van zich horen. Uiteraard was McCain tegen Obamacare, al pleit het voor hem (een beetje) dat hij de poging van Trump om die wetgeving de nek om draaide frustreerde. Als onversneden havik was hij voor Amerikaanse interventie in Georgië (dat ook NAVO lid moest worden volgens McCain) en later in de Oekraïne. Een president McCain zou zeker Amerikaanse troepen naar Syrië hebben gestuurd.

Maar het meest teleurstellend moet toch wel zijn dat McCain met zijn geloofwaardigheid als oorlogsheld en serieus politicus niets deed om de treurigheid van de Trump kandidatuur aan de kaak te stellen. Hij liet zich beledigen door de psycho en gebruikte nooit zijn politieke gezag. Hij stond toe dat de Republikeinen een zetel in het Supreme Court stalen. Hij stribbelde wel (een beetje) tegen Trump in de voorverkiezingen maar schaarde zich, trouw en fantasieloos Republikein, achter de kandidaat, ‘omdat de kiezers hadden gesproken’. Dat was voldoende reden om zijn gezond verstand op nul te zetten. In zijn eigen campagne in Arizona schoof hij dat jaar naar uiterst rechts om een opstand van de idioten te onderdrukken.

De diagnose van een hersentumor heeft geleid tot vele open doekjes voor McCain. Jammer genoeg gebruikte hij de gelegenheid niet om eens flink af te rekenen met de Republikeinse Partij in zijn 2018-hoedanigheid maar schreef een tamelijk onopmerkelijk boek (ik moet de besprekingen citeren, ik heb het nog niet gelezen).

Er is reden genoeg voor bewondering voor McCain maar zijn huidige eindstrijd is niet voldoende reden om niet kritisch te blijven. Niet alles wat McCain heeft bijgedragen aan de Amerikaanse politiek was positief – sterker, met Palin en zijn keer naar de evangelische nutcases, en zijn weigering Trump echt de maat te nemen, leverde hij een bijdrage aan de negatieve richting die de Amerikaanse samenleving is ingegaan.

Hij had meer bewondering verdiend en meer effect gehad, vermoed ik, als hij gewoon zichzelf was gebleven, een ‘maverick’, een dwarsligger die het zei zoals het was.