Iedereen wil dansen met Nick Clegg

Gepubliceerd in de Groene, 22 april 2010

De pubconversatie in Londen was typerend. Kroegbaas: ‘Wat vond je van het debat?' Klant 1: ‘Ik dacht dat het slaapverwekkend zou zijn maar het was best leuk'. Klant 2: ‘Vooral die ene vent deed het goed, hoe heet ie? Nick something?' Kroegbaas: ‘Nick Clegg'. ‘Ja, die'. Nick Clegg, tot dan toe ‘Nick Who?', was opeens het gesprek van de dag.

De Engelsen maakten vorige week kennis met een fenomeen dat hen tot nu toe was onthouden: een debat tussen de lijsttrekkers van de grote landelijke partijen in de aanloop naar de verkiezingen van 6 mei. Hoewel in het parlement de politici elkaar het verbale vuur aan de schenen leggen, zagen lijsttrekkers van de Conservatieven of de Labour Partij nooit veel heil in een debat. De excuses waren altijd doorzichtig en kwamen er altijd op neer dat de frontrunner het niet nodig vond om zich te laten aanvallen op de nationale televisie.
Deze keer gaat het anders. Dit was het eerste van drie debatten en meteen is de dynamiek van de verkiezingen veranderd. Ineens zijn er geen twee politici die landelijk meetellen maar drie. Nick Clegg, de leider van de Liberal Democrats, leverde de beste debatprestatie af. Als aanvoerder van de derde partij die altijd wel behoorlijk scoort als het om landelijke percentages gaat maar door het districtenstelsel nooit oogst, had hij niets te verliezen.

Terwijl Gordon Brown verwoede maar vergeefse pogingen deed om zijn imago van saaie sul te ontlopen en David Cameron even vergeefs probeerde de gravitas uit te stralen die Engelsen verwachten van een minister president, was Clegg ontspannen en in staat om beide oude partijen als zodanig in de hoek te zetten. Alle peilingen verklaarden Clegg de winnaar en de politieke polls in het weekend zetten de Liberals op gelijk niveau met de Conservatieven en Labour. Het belangrijkste element zat hem in die pub conversatie: Clegg is het politieke snoepje van de week.

De Liberals waren ooit de grote traditionele regeringspartij van Engeland. Winston Churchill begon er zijn politieke carrière. De opkomst van Labour aan het einde van de negentiende eeuw vond zijn bekroning in de ondergang van de Liberals doordat radicale liberalen rond 1920 overstapten naar Labour en conservatieve liberalen naar de Conservative Party. David Lloyd George, was van 1916 tot 1922, de laatste liberale premier. De partij verwelkte tot een handvol afgevaardigden die onder deze vlag politiek bedreven. In 1981 werd het partijenlandschap van het Verenigd Koninkrijk uitgebreid met de Social Democrats, een afsplitsing van Labour. Ook hun doorbraak mislukte, en in 1988 fuseerden de SDP en de Liberals en noemden zich voortaan Liberal Democrats.

Na aanvankelijke scepsis haalde de partij bij de meest recente verkiezingen in 2005 22 procent van de stemmen. Door het Britse kiesstelsel leverde dat maar 62 van de 646 zetels op. Na wisselend leiderschap heeft de jonge en charismatische Nick Clegg (44) de partij nu een gezicht gegeven en het sterke punt daarbij is dat hij niet het enige gezicht is. De man die de klassieke liberaal Clegg versloeg voor het leiderschap, Chris Huhne, is een andere jonge politicus (55) die een meer sociaal democratische richting voorstond (het is een innerlijke verdeeldheid die gespiegeld wordt in de Nederlandse sociaal liberalen, D66). Huhne is nu de schaduwminister van Binnenlandse Zaken en was dit weekend prominent aanwezig op de Engelse televisie. Clegg was van 1999 tot 2004 Europarlementariër en heeft, zeker voor een Engelse politicus, een opmerkelijk genuanceerde visie op de rol van Groot Brittannië in de EU (zijn moeder is Nederlands en Clegg is tweetalig opgevoed, in het Engels en het Nederlands). Hij studeerde antropologie en archeologie in Engeland en politieke filosofie in de VS. Voor hij de politiek in ging werkte hij aan de marge daarvan als journalist en medewerker van het Europarlement. Zijn echtgenote is Spaans, wat Clegg voor een Britse politicus uitzonderlijk kosmopolitisch maakt.

Een andere troef van de Liberal Democrats is de betrouwbaar ogende schaduw minister van Financiën, Vince Cable (67). Hij was in een vorig leven Chief Economist voor Shell en wordt algemeen beschouwd als de best mogelijk minister van alle drie de partijen. Cable is een goed debater die de beste sneer in Gordon Browns ambtsperiode op zijn naam heeft (volgens The Economist) toen hij praatte over de opmerkelijke transformatie van de premier ‘in de laatste paar weken van Stalin in Mr Bean, in staat om chaos uit orde te scheppen in plaats van orde uit chaos'.
Het Engelse kiesstelsel is niet erg vriendelijk voor derde partijen. Dat komt onder meer omdat de steun voor de Liberal Democrats erg breed is, verspreid over het land. Daardoor halen ze wel relatief hoge percentages maar niet geconcentreerd genoeg om veel zetels binnen te halen.
De Conservatieven daarentegen zijn sterk in kiesdistricten waar ze grote meerderheden weten te halen terwijl Labour juist meer kiesdistricten wint maar met lagere percentages, waardoor de landelijke percentages voor de Conservatieven altijd hogere moeten zijn om een meerderheid aan zetels te halen dan die van Labour. Veel kiesdistricten die Conservatieven moeten winnen om op 6 mei een meerderheid te behalen zouden ook naar de Liberal Democrats kunnen gaan (denk aan voorsteden met keurige, liberale middenklasse burgers), terwijl Labour minder last zou hebben van een opstomende liberale partij. Het gevolg laat zich raden: de Conservatieven zien de Liberal Democrats nu als een bedreiging, Labour ziet hen als een medestander.

Het gesprek in Londen gaat nu over een zogenoemd ‘hung parliament', waarin geen van de partijen een meerderheid zou hebben. Labour zou, denkt men, beter in staat zijn een deal te maken met de Liberal Democrats dan de Conservatieve Partij die onder Cameron weliswaar de scherpe kantjes van zijn ouderwetse imago heeft weggewerkt maar nog steeds klassenaspecten vertoont (zowel Cameron als zijn schaduw minister van Financiën zijn producten van de Engelse upper class). De Liberal Democrats zijn het mooiste meisje op het bal geworden: beide partijen willen met haar dansen. Het dilemma voor de Conservatief David Cameron is dat hij aan de ene kant Clegg moet aanvallen maar het tegelijkertijd niet onmogelijk moet maken om met hen te regeren. Gordon Brown, politiek gezien aangeschoten wild, kan achterover leunen en die twee het laten uitvechten.

Eén debat is geen debat. Engelsen zijn niet gewend aan debatten Amerikaanse stijl en al helemaal niet aan de ommekeer die in zo'n reeks van debatten mogelijk is. De winnaar van het eerste debat, Nick Clegg, zal nu onder het vergrootglas gelegd worden. Tot nu toe komt hem dat prima van pas, maar hij zal nog wel twee debatten lang de aanval van Cameron moeten weerstaan en vooral zijn eigen, nieuw verworven aanwezigheid nadrukkelijker moeten maken. Mocht het lijken dat het debat in Groot Brittannië alleen maar gaat over personen en niet over programma's en ook zo meer Amerikaans worden, dan is dat niet zo. De onderwerpen zullen in de komende twee debatten meer over het voetlicht komen. Het gaat er dan vooral over of en waar er enorm bezuinigd moet worden, wie de lasten daarvan draagt en welke partij het fragiele herstel van de economie al of niet in de kiem smoort. Maar het zijn wel de aanvoerders die dit beleid moeten verwoorden. Wordt vervolgd.

 

Frans Verhagen