Immigranten uit China

Chinese immigranten kwamen in veel kleinere getallen dan Duitsers en Ieren. Bovendien concentreerden zij zich in het westen. Belangrijker nog is dat zowel zijzelf als de Amerikanen hen identificeerden als een ander ras.

De eerste Chinezen kwamen vlak nadat er in Californië goud was ontdekt, in 1848. Onder de allereerste goudzoekers waren er 325 uit China. Tegen 1852 was hun aantal opgelopen tot ruim 20.000. In 1870 toonde de census er 63.000 en in 1880 105.000.
Het waren bijna allemaal mannen. Vrouwen emigreerden niet snel vanuit China en als ze al kwamen werden ze door Amerikanen als prostituees beschouwd.

Chinezen kwamen niet alleen vanwege het goud maar ook vanwege de onrust in China zelf. De eerste Opium oorlog die begon in 1839 had een hele serie revoltes en veel onrust gecreëerd.

Aanvankelijk waren de Chinezen maar al te welkom. In 1852 zei de gouverneur nog dat ze ‘een van de meest waardevolle klassen [waren] van onze nieuw geadopteerde burgers'. In het begin werkten de meeste Chinezen in de goudmijnen, in 1870 was dat nog maar een kwart.
Goud was niet meer zo gemakkelijk te vinden en het was nu een kapitaalintensieve business geworden. Maar al voor dit gebeurde, was er wetgeving doorgejast om de chinezen uit de mijnen te krijgen.

De spoorwegen boden al snel een nieuwe werkgelegenheid voor de chinezen. Ook hier bleek ras een hoofdrol te gaan spelen. In 1865 nam de Central Pacific Railroad 100 Chinezen aan waarna blanke arbeiders eisten dat ze werden ontslagen. Spoorwegmagnaat Leland Stanford wilde geen onrust en besloot juist enkel Chinezen in te huren voor de rest van het project.

Tegen 1896, aan het einde van het project, werkten 12.000 Chinezen voor de spoorwegen, 90 procent van alle arbeiders. Ze werden ingehuurd om blanke werknemers te waarschuwen dat er altijd een alternatief voor hen was, maar ook omdat de werkgevers hen gemakkelijk in de omgang vonden. Ze werkten hard en zonder klagen, en ze dronken thee in plaats van water, dat vaak vervuild was, zodat ze minder vaak ziek werden.

Na de spoorwegen gingen de Chinezen in twee richtingen: landbouw en stedelijke gebieden. Aan het einde van de jaren zeventig maakten ze een belangrijk deel uit van de boeren in Californië. Maar vooral gingen ze naar san Francisco. Ze werkten in eerste instantie in de opkomende industrie (schoenen, wol, sigaren en textiel) maar blank verzet dwong hen om eigen bedrijfjes op te zetten. Vanaf de jaren zestig waren overal Chinese restaurants en vooral wasserijen te vinden. Niet dat Chinezen iets met wassen hadden, het was puur een gevolg van wat er open lag op de markt.

Vanaf het allereerste begin ontmoetten ze veel rassenhaat. Chinezen waren echter behoorlijk georganiseerd. Er waren huiguan , associaties van immigranten uit dezelfde districten in China, voor hulp en socialiseren. In 1862 begonnen zes leiders van die huiguan de Chinese Six Companies, belangenbehartigings organisatie die vocht voor de rechten van Chinese immigranten. Ze vormden vaak roerende krediet associaties, waardoor ieder lid om de beurt van de collectieve bronnen van de groep kon profiteren. Minder rijke immigranten kwamen vaak in de Tongs terecht, geheime gemeenschappen met revolutionaire wortels in China.

Het was allemaal niet genoeg om aanvallen tegen te houden. De Chinezen werden gezien als afval van een achteruit gaande cultuur. Er was altijd veel verzet in Californië en toen ze zich spreidden, wed dat landelijk. Eerste wetgeving was gericht tegen vrouwen. Voorzover er vrouwelijk immigranten waren, was dat inderdaad vooral prostituees. In 1877 waren e Chinezen de eerste bevolkingsgroep die niet meer de VS in mocht. Puur gebaseerd op ras. Volgens Rutherford Hayes was de chinese‘invasie' ‘pernicious and should be discouraged'. Hayes plaatste de chinese immigratie in de context van ‘onze ervaring in de omgang met de zwakkere rassen – de negers en de indianen', stelde de president, ‘Ik zo welwillend elke vorm van nuttige middelen bezien om de Chinezen te ontmoedigen naar ons land te komen'.

Hoewel de Chinezen dus een flinke bijdrage geleverd hadden aan de economische ontwikkeling van Californië, slaagden ze er niet in om in Amerika stevige wortels te schieten. Zelfs de Civil Rights Act van 1870 die enige bescherming bood, loste weinig op. Senator Charles Sumner probeerde het woord ‘blank' uit alle wet- en regelgeving van het congres te schrappen maar hij liep tegen een muur van verzet. "Mongolians zullen nooit hun identiteit verliezen als een peculiar en seperate volkje', meende een senator.

De wettelijke regels over immigratie en naturalisatie discrimineerden tegen Aziaten. Als niet blanken of van Afrikaanse afkomst, mochten ze officieel niet Amerikaan worden totdat het Congres de wet aanpaste in de jaren veertig en vijftig. Een flink aantal lokale rechters negeerde die wetten en naturaliseerde duizenden Aziaten ondanks de ban. Dit stigma werd onderstreept door het Supreme Court in 1923 in Thind v. United States waarin de klager een Hindu was uit een hoge kaste uit het noordoosten van India, en van Arische afkomst. Het SC besloot dat white betekende wat blanken vonden dat het betekende: ‘the words of familiar speech, which were used by the original framers of the law, were intended to inlcude only the type ofman whom they knew as white'.