Bela Bartok

In december 1927 arriveerde de hongaarse componist en pianist Bela Bartok in New York. De stad was het beginpunt van een intensieve reis van ruim twee maanden die hem het hele land doorvoerde. Bartok gaf solorecitals, kamerconcerten en orkestuitvoeringen. Voorafgaande aan de concerten hield hij steeds een korte inleiding, waarin hij de ideeÀ-Àn achter zijn muziek toelichtte en inging op de problemen die hij bij het componeren ontmoette.
Bartok maakte zijn Amerikaanse debuut met de New York Philharmonic Orchestra onder leiding van Willem Mengelberg. Door gebrek aan repetitietijd speelde hij niet zijn recente Piano Concert maar zijn Rhapsody, een jeugdcompositie. Omdat zijn werk voor de oren van de Nieuwe Wereld wel erg modern was, kreeg hij nogal wat begroetingen als 'musikale hemelbestormer'.

Bartok had al eerder naar Amerika gewild maar had daar om gezondheidsredenen vanaf gezien. Nu was hij vooral onder de indruk van de vriendelijkheid en warmte waarmee Amerikanen hem ontvingen. Hij verbaasde zich over de jongheid van het land, over gloednieuwe steden waar cultuur nog niet zo belangrijk was. Te denken dat Seattle in 1880 nog maar 3.000 inwoners had en nu (1928) 400.000!, schreef hij aan zijn moeder. Bartok verbaasde zich ook over de uniformiteit van het land, dat toch zo enorm van omvang was. `Ik heb nu een afstand gereisd die vergelijkbaar is met die van Madrid naar Moskou en ik vind overal dezelfde hotelkamers, gebouwen, mensen en
maaltijden.' Hij vierde oud en nieuw in Philadelphia, waar hij versteld stond van de mate waarin Amerikanen elke ruimte oververhitten. Zelfs de taxi's waren verwarmd! Dat Amerikanen vervolgens grote hoeveelheden ijswater verorberden, amuseerde hem.

Hoewel Bartok een groot deel van het land bereisde, leefde hij grotendeels vanuit zijn koffer – van het ene concert naar het andere. Hij werd er lui van, schreef Bartok, en het schiep in elk geval geen goed klimaat voor creatieve arbeid. De recitals hingen hem na enige tijd de keel uit, inclusief de standaard inleiding die hij overal gaf. In maart 1928 was hij weer terug in Budapest.

In april 1940 maakte Bartok opnieuw een tour door de Verenigde Staten. Hij hoopte een manier te vinden die hem in staat zou stellen er permanent te blijven, gezien de politieke ontwikkelingen in Europa. Dat lukte. Hij kreeg een aanstelling aan Columbia University in New York, met de opdracht om de collectie Joegoslavische volksmuziek van de universiteit te catalogiseren. Na zijn definitieve aankomst in oktober 1940 kreeg hij ook een eredoctoraat uitgereikt van Columbia University. Overal waar hij concerten gaf, doken Hongaarse immigranten op, maar schreef hij, 'we kunnen daar niet erg gelukkig mee zijn want de tweede generatie spreekt de taal al met moeite'.

Bartok ver-Amerikaniseerde, zoals hij in zijn brieven beschreef: 'crackled-wheat (!) als ontbijt, het leren van nieuwe woorden, van het transportsysteem'. Hij bracht eens drie uur door in de subway zonder zijn plaats van bestemming te kunnen vinden. Ook was hij gedwongen, gezien de tijdelijkheid van zijn aanstelling, om werk te vinden als concertpianist, wat een probleem werd naarmate zijn gezondheid verslechterde. Hij moest zich steeds zorgen maken over zijn financiele toekomst – en over zijn visum, nadat Amerika in de oorlog betrokken was geraakt.

Bartok werd er depressief van. Dat werd er niet beter op toen hij een mysterieuze ziekte onder de leden kreeg, die uiteindelijk leukemie bleek te zijn. Vrienden zorgden dat hij een opdracht kreeg van de Koussevitzky Foundation voor een orkestwerk. Tussen augustus en oktober 1943 schreef hij het Concert voor Orkest. Daarna zorgden vrienden – opnieuw zonder dat Bartok het wist – voor bronnen van inkomsten. Op 1 december 1944 werd het Concert voor Orkest voor het eerst uitgevoerd door de Boston Symphony onder leiding van Koussevitzky. Na Bartoks dood op 26 september 1945 zou dit concert zijn meest uitgevoerde werk worden en ook in de Verenigde Staten zijn doorbraak betekenen.