Alles op tafel: geen privé-leven voor politici

Het wordt tijd dat Nederland zijn krampachtige houding tegenover het privé-leven van politici opgeeft. Wie kiest voor een publiek bestaan, zeker in de politiek, kiest voor een publiek leven en zijn of haar privé leven is daarvan niet uitgezonderd. Wie dat niet wil, die moet vooral een andere baan nemen óf een privé leven leiden dat geen aanleiding kan zijn tot publieke opwinding. Alles open is de enig juiste regel want alle andere regels leiden tot willekeur en potentiële misleiding van de kiezer.

Vorige week (februari 2002) besloten de hoofdredacties van de ‘serieuze’ kranten en tijdschriften om informatie over het privé leven van een lijsttrekker te negeren. (Het ging indertijd om clubbezoek door Ad Melkert.) De meeste Nederlanders zijn het daarmee eens, ze vinden gewoel in het leven van politici onbetamelijk – al kopen ze graag de niet-serieuze tijdschriften die dat wel doen. Ik vind het echter een slechte zaak dat hoofdredacties voor mij beslissen wat ik als kiezer wel en niet mag weten. Niet dat ik wil pleiten voor het volledig opengooien van alle privé-levens van alle politici, dat lijkt me niet alleen overbodig maar vooral erg saai. Maar we moeten ook niet net doen alsof er bij een publiek persoon een scheiding valt aan te brengen tussen zijn privé-voorkeuren en zijn publieke functioneren.

Waarom zou ik als kiezer niet mogen weten of mijn volksvertegenwoordiger een keurig, moreel acceptabel burger is of juist niet? Zeker, ik hanteer mijn eigen normen maar dat is nu precies wat ik als kiezer moet doen. Persoonlijk wil ik niet stemmen op iemand die geregeld te veel drinkt, zijn vrouw slaat, een vriendin erop na houdt of een neiging heeft tot woede-uitbarstingen of het gooien van asbakken. Evenmin wil ik stemmen op iemand van een partij die meent dat vrouwen niet politiek actief mogen zijn. Een volksvertegenwoordiger, en in sterkere mate, een minister, en nog sterker, de premier, vervult immers een publieke rol. Hij vertegenwoordigt ons en speelt een voorbeeldrol, en dat geldt zowel publiek als privé. Je kunt niet net doen alsof die twee te scheiden zijn.

Tijdens het gedoe rondom Monica Lewinsky werd vaak gedaan alsof wij ‘nuchtere Nederlanders’ nooit een probleem hadden gemaakt van dit soort privé-gedrag. Ik heb dat altijd onzin gevonden. Stel dat premier Kok in het torentje betrapt was in seksuele escapades met zijn secretaresse – u maakt mij niet wijs dat dit zijn politiek functioneren niet had ondermijnd. Al was het alleen maar omdat hij, net als Clinton, had laten zien dat hij zich niet ten volle bewust was zijn vertegenwoordigende rol. Ook Nederland had een premier onder die omstandigheden aan de dijk gezet. Of misschien had Nederland dat niet gedaan, maar persoonlijk zou ik me rot geschaamd hebben en de premier zou zijn geloofwaardigheid hebben verloren. Ik verwacht, en ik meen er echt op te hebben te mogen verwachten, dat een politicus zich gedraagt.

Onze weigering om een politicus op zijn privé-optreden aan te spreken kan leiden tot dubieuze situaties en daar nemen we helaas genoegen mee. Premier Lubbers zette op officieel bezoek in Saudi Arabië even zijn premierspet af en vroeg naar onbetaalde rekeningen van het familiebedrijf. Fractieleider Bolkenstein schreef, op persoonlijke titel, een lobbybrief aan mevrouw Borst, minister in een regering waarin zijn partij deelnam. Beide beriepen zich op privé besognes. En in beide gevallen was dat onzin. Als privé persoon zou er immers niemand naar hen geluisterd hebben.

De werkelijkheid is eenvoudig: leidende politici hebben geen privé-leven in de zin dat wat zij doen het publiek niets aangaat. Ze kiezen voor een leven in de publiciteit, vertonen regelmatig vrouw, gezinsleven, saxofoon, schildersezel en andere zaken als dat in hun kraam te pas komt. Dat geeft ze een menselijk gezicht. Soms laten ze hun partner optreden om hun eigen zachte kanten te benadrukken. Ze doen dat uit eigen vrije wil, maar dan moeten ze niet zeuren als ook de rest van hun privé leven op straat ligt – als dat relevant is. Maar het is de publiciteit zelf die deze relevantie bepaalt, niet de hoofdredacties.

Dat wil niet zeggen dat elk privé gedrag onderwerp is of moet zijn voor journalistiek geneus. Het zal duidelijk zijn dat een saai en voorbeeldig leven als huisvader weinig interessant is. Ook de postzegelverzameling is dat niet, of de speelgoedtreintjes, maar wel frequent bezoek aan een hashcafé, drankmisbruik of een verzameling die de fantasie meer prikkelt dan postzegels. Waarom? Simpelweg omdat een politicus die iets te verbergen heeft gevaarlijk is. Hij kan gechanteerd worden of zijn gedrag kan worden beïnvloed door angst dat iets bekend wordt. Hij kan het algemeen belang schaden door zijn land te kakken te zetten.

Wil ik alles weten? Nee, spaar me. Maar wel wil ik erop kunnen vertrouwen dat ik niet later iets te horen krijg dat ik wél had moeten weten. We kunnen lachen om de Amerikaanse bekenteniscultuur van krokodillentranen en spijtbetuigingen, maar die heeft het voordeel dat een potentieel probleem onschadelijk wordt gemaakt. De kiezer kan zelf beslissen of hij de politicus wil vertrouwen of niet (al heeft Clinton bewezen dat je dan nog bedrogen kunt uitkomen).

Pim Fortuyn heeft getoond dat als je geen probleem maakt van je privé leven het dat ook niet is – al zou ik er persoonlijk niet op vertrouwen dat hij niet als premier in een compromitterende situatie zou opduiken. Maar dat moet ik als kiezer beslissen. Kortom, ik wil geen lijken in de kast. Wanneer is een lijk een lijk? Nou, als het een lijk is. Als het politiek een issue kan worden, al was het alleen maar omdat journalisten erover gaan zeuren.

Dus weg met dat idee dat alles wat privé verklaard wordt onaantastbaar is. Ik wil weten wie er in het Catshuis komt. Daar heb ik als kiezer recht op. Dus moet de politicus figuurlijk met de billen bloot. Niet leuk? Niemand dwingt hem of haar een publieke rol te nemen.