Pauline Maier over Declaration of Independence

Over de opstelling van de Onafhankelijkheidsverklaring schreef Pauline Maier een prachtig boek, American Scripture: Making the declaration of Independence. De bespreking ervan dient voorlopig als inleiding op dit deel van de geschiedenis

Door Frans Verhagen

Thomas Jefferson, de derde president van de Verenigde Staten (1801-1809), heeft het de laatste jaren hard te verduren. De geniale alleskunner die tot voor kort onaangetast stond in het pantheon van Amerikaanse helden, krijgt in deze politiek correcte tijden aangewreven dat hij nooit zijn slaven vrijliet, terwijl hij toch in de Onafhankelijkheidsverklaring op had geschreven dat alle mensen gelijk zijn. Zoals de heldenverering zijn overdreven kanten had, zo heeft de vergruizing nu wel erg dwangmatige trekjes gekregen. Zo werd American Scripture, Pauline Maier's analyse van de manier waarop de Onafhankelijkheidsverklaring werd geschreven, in NRC Handelsblad besproken onder de kop ‘Jefferson stelde weinig voor'. Dat lijkt me onzin en het is ook niet mijn conclusie na lezing van dit fascinerende boek, dat terecht de National Book Award won voor non-fiction.

Maier heeft in American Scripture twee dingen gedaan. Ze heeft geprobeerd vast te stellen wie nu eigenlijk die Onafhankelijkheidsverklaring heeft geschreven en ze wilde weten waarom een document dat zo utilitair was, namelijk alleen bedoeld om een rechtvaardiging te geven voor de breuk met het moederland, later zo'n heilig document is geworden. Ze slaagt in beide opzetten.

Tijdnood

De Onafhankelijkheidsverklaring moest in vier dagen op papier gezet worden en het was Thomas Jefferson die een eerste draft moest maken. De taak was toebedeeld aan een commissie van vijf maar geen van de anderen had tijd om zich ermee bezig te houden. Bovendien stond Jefferson bekend als goed stilist en was het beter als een man uit Virginia de kat de bel aan bond dan een toch al verdacht sujet uit New England zoals John Adams. Door tijdsgebrek gedwongen maar ook geheel in de traditie van die tijd ging Jefferson bij zijn eerste geschrift uit van documenten die hij kende. Maier verhaalt uitgebreid over de rol die naar haar mening gelijksoortige ‘breukdocumenten' hebben gespeeld, waaronder de eigen Engelse rechtvaardiging om James I in te ruilen voor William en Mary. Er circuleerden bovendien zo'n negentig soortgelijke verklaringen in de kolonies, waarvan Jefferson er een hoop heeft gezien. Maier legt uitstekend de sociale en politieke context bloot van deze verklaringen, die door allerlei instanties in de kolonies werden opgesteld onder druk van radicalen die de stemming voor afscheiding van Engeland wilden beïnvloeden. De meeste van deze verklaringen gebruikten dezelfde opzet, een soort filosofische inleiding en daarna een gespecificeerde aanklacht tegen koning George, concluderend met een formele uitspraak dat onafhankelijkheid nu onvermijdelijk was. Daarmee bereikt Maier ook het belangrijke doel om de aanklacht-aspecten van de Onafhankelijkheidsverklaring, die zelden nog worden bekeken, de centrale plaats te geven die ze verdienen. Typerend genoeg besteedden de afgevaardigden, patriotten noch loyalisten, veel aandacht aan de nu zo vereerde inleiding, maar wonden ze zich vooral op over de nauwkeurig opgesomde aanklachten tegen de koning.

Verder wijst Maier op de invloed van allerlei verklaringen die in mei en juni van 1776 op grassroots niveau werden opgesteld. Jefferson bewonderde en gebruikte veel van retoriek en de argumentatie van George Mason's Declaration of Rights, geschreven als deel van Virginia's verklaringen van onafhankelijkheid. De tekst was net verschenen in een krant in Philadelphia en sommige bewoordingen zijn inderdaad vrijwel gelijk, vooral de beroemde ‘that all men are created equal'. Jefferson schreef hetzelfde mooier op. Maier toont onvermoeibaar aan hoe Jefferson leentjebuur speelde, maar wijst er ook op, zeer overtuigend naar mijn smaak, dat het in de achttiende eeuw goed gebruik was om oude documenten als basis te nemen en die te verbeteren. Het werd als eervol gezien om hetzelfde net wat mooier of compacter te kunnen zeggen. Bovendien wilde hij aansluiten bij de gebruikelijke methode van het rechtvaardigen van omverwerpen van de bestaande orde.

Fris oog

Het werkstuk van Jefferson was een eerste draft en als zodanig geen onverdeeld succes. Maier laat zien dat de schrijver verloren liep in de centrale aanklachten tegen de koning en de kracht van het document verzwakte door minder goede argumentatie. Maier concludeert dat de versie van Jefferson minder goed was dan wat er uiteindelijk uitrolde. Zo blijkt maar weer, zelfs de beste schrijvers hebben editors nodig; en die had Jefferson. De draft werd verzonden naar de commissie van vijf. Maier vertelt ook dat Jefferson voordat hij de tekst daar afleverde, er commentaar op vroeg van Benjamin Franklin. Diens reactie is onbekend, maar het lijkt erop dat al naar aanleiding daarvan het een en ander werd gewijzigd. Zoals alle schrijvers, en zeker schrijver onder een deadline, was Jefferson wat al te verliefd op zijn specifieke keuze van woorden, of de rangschikking en rangorde van argumenten in de verklaring. Gelukkig waren er mensen die daarna nog eens met een fris oog keken en Maier laat haarfijn zien dat de compactheid van de tekst en de onvoorstelbare kracht van de taal ervan veel heeft te danken aan deze redactionele ingrepen. Haar conclusie is dat de Onafhankelijkheidsverklaring zoals wij hem kennen niet het werkstuk is van Thomas Jefferson maar van een collectief van editors, inclusief de voltallige vergadering die ook uit tijdgebrek, er op 3 en 4 juli nog flinke wijzigingen in aanbracht. Maier noemt het ‘een daad van groepsediting die moet gelden als een van de grote wonderen in de geschiedenis'. Jefferson was furieus over de wijzigingen en bleef zijn hele leven volhouden dat het origineel beter was. Wie de versies achterin het boek vergelijkt, ziet dat hij het bij het verkeerde eind had.

Alle eer voor Jefferson is dus overdreven, maar ik kon uit Maier's exposé niet afleiden dat ze Jefferson te kort wil doen. Hij gaf uitdrukking aan gevoelens en ideeën die leefden onder de Amerikanen van die tijd. Wel geeft ze interessante vegen uit de pan naar eerdere analisten, zoals Gary Wills, die naar haar mening te veel de invloed van de Schotse en Engelse filosofen zagen.

Heilig document

Maiers tweede project, het zich afvragen hoe dat tijdgebonden document met zijn specifieke taakstelling, zo'n ‘heilig document' kon worden, vertelt iets meer over de ijdelheid van Jefferson, of misschien de trots van een man in zijn laatste jaren, die kon terugzien op een inderdaad niet geheel voldoening verschaffende presidentschap. Want pas vlak voor de dood van Jefferson en Adams probeerden beide op een rijtje te zetten wie wat heeft gedaan, waarbij de Adams zichzelf vooropstelde door het belang te onderstrepen van de onafhankelijkheids-stemming op 2 juli, waarin hij de hand had gehad. Jefferson benadrukte de Onafhankelijkheidsverklaring en omdat Jefferson aanmerkelijk populairder was dan Adams, kon hij zijn versie van de gebeurtenissen laten prevaleren. Dat beide heren de timing hadden om te sterven op 4 juli 1826, precies vijftig jaar na de Verklaring, verklaart de meerwaarde van beider rol voor de romantische negentiende eeuwers die toen al hun heldenversie van een langzaam vervliegende geschiedenis begonnen te schrijven.

Wat volgt is de ontwikkeling van de 4th of July als nationale feestdag en het voorlezen van de Onafhankelijkheidsverklaring als eerbetoon daaraan. Deze praktijk werd al voor 1800 begonnen, vooral toen Jeffersons Republicans (niet te verwarren met de latere Republikeinen) deze dag gebruikten om de Federalists dwars te zitten. Daarmee begon ook de verering van de auteur van het document. Met Jeffersons verkiezing in 1800 tot president kwam een eind aan de Federalisten en werd deze manier van viering van de Vierde Juli algemeen. Pogingen, toen al, om Jefferson in diskrediet te brengen, mislukten.

Door in zijn Gettysburg Address de inhoudelijke thema's van de Onafhankelijkheidsverklaring nog eens prachtig te herformuleren en de belofte van gelijkheid letterlijk te nemen, zette Lincoln de verklaring op een nog hoger plan.

Maar Maier heeft in haar boek net aangetoond dat die tekst bepaald niet letterlijk bedoeld was en als historica is ze dan ook niet gelukkig met Lincolns vrijheid van interpretatie en gebruik van de tekst voor eigen doeleinden. Haar kritiek wordt getemperd door haar burgerzin, die inziet wat Lincoln voor ogen had.

Ondertussen is de Onafhankelijkheidsverklaring, samen met Lincolns Gettysburg Address, de heilige schift geworden van de Verenigde Staten. Historici mogen dat niet begrijpen, of onterecht vinden, maar een feit is het wel. En het vertelt wat over de manier waarop mensen naar hun geschiedenis kijken. Mythen zijn daarvan het vaste onderdeel – in Nederland hebben we daar ook wel een paar van. Gelukkig is een natie die zo'n prachtige basisdocumenten in huis heeft.

Maier heeft een mooi boek geschreven dat echter niet voor iedereen even gemakkelijk te lezen zal zijn. Haar tekst-analyse verlangt dat ze vaak citeert uit andere documenten om te laten zien dat Jefferson of het Congres er net iets aan veranderde en dat maakt het af toe wat moeilijk door te ploegen. Wie dat doet, vindt echter een juweel van historische analyse. Maier's argumentatie is het hele boek door volstrekt helder. Duidelijk is dat de Onafhankelijkheidsverklaring eerder een collectief produkt was dan Jeffersons hartekreet, dat het document een verrassend lang leven kent en dat Maier dat op zijn minst bizar vindt, en zeker onterecht. De vreselijke kleinering van Jefferson, de ‘exercitie in iconoclasme' die sommigen erin lezen, heb ik bepaald niet als zodanig ervaren. Zeker, Maier noemt Jefferson ‘de meest overschatte persoon in de Amerikaanse geschiedenis' maar, als dat al zo is, dan is dat geen verwijt aan de grote man maar aan de negentiende eeuwse romantici die graag dachten in termen van dit soort helden.