Anti-semitisme in Amerika heeft een lange traditie

De afgelopen weken zijn er een groot aantal antisemitische ‘incidenten’ geweest in de VS. President Trump besteedde er lange tijd geen aandacht aan, kreeg zelf het verwijt dat hij in staat was gebleken het Holocaust Museum te bezoeken, daar een speech te houden en het woorden Joden niet eens te noemen. Zijn staf in het Witte Huis zit vol met Breitbart en alt-right lui die ook niet terugdeinzen voor wat anti-joodse retoriek.

Gisteren kwam Trump eindelijk met een officiële verklaring waarin hij de incidenten veroordeelde. Vice president Pence ging een stapje verder en toonde zich meer presidentieel dan de psycho die alleen op advies van zijn mediakliek de verklaring aflegde.

Wat onderbelicht blijft is de mate waarin Amerika een land is waar antisemitisme enorm sterk aanwezig is. Altijd geweest. In de negentiende eeuw liep de elite te hoop tegen de bankiers die vanaf 1850 invloedrijk werden: de Lehmans, de Goldmans en de Seligmans. Het waren vooral immigranten uit Duitsland die in New York succes boekten als bankiers. Ondanks hun succes, en deels dóór hun succes, werden ze sociaal op afstand gehouden. Zoals altijd viel het verhaal van de samenzwerende joodse bankiers in vruchtbare aarde.

Toen na 1890 miljoenen straatarme Jiddisch sprekende Oost-Europese en Russische joden arriveerden, verjaagd uit Rusland door de officiële pogroms, werd het alleen maar erger. De anti-immigratie retoriek in de jaren 1900 en 1910 was bepaald onfris. De in 1916 door president Wilson benoemde rechter van het Supreme Court, Louis Brandeis, riep veel weerstand op. Sommige van zijn collega’s in het Hof weigerden naast hem te zitten of met hem te praten.

Tot ver na de Tweede Wereldoorlog zou Amerika een sterk antisemitisme kennen. Zakenclubs en golfbanen hielden joden buiten de deur, in het Zuiden gingen racisme en antisemitisme hand in hand. Philip Roths The Plot against America maakt fictie van een soort segregatie tegen joden en inderdaad, dat zou in 1940 bepaald niet onmogelijk geweest zijn.

Maar iedere New Yorker weet dat joden tot in de jaren zestig niet lid konden worden van zakenclubs. Overigens heerst in zwarte kringen, vooral bij de Nation of Islam, maar ook onder establishment types als Jesse Jackson, een afkeer van joodse Amerikanen. Jackson noemde in 1988 in zijn presidentscampagne New York ‘hymie town’ wat hem gelukkig meteen een hoop steun kostte.

Na de oorlog schaamde Amerika zich voor het niet toelaten in de jaren dertig van joodse vluchtelingen uit Duitsland. Het gebrek aan kennis, of het negeren van de vernietigingskampen leidde tot een reactie die ook weer overdreef: de Tweede Wereldoorlog is zowat teruggebracht tot de Holocaust. De rijen voor het Anne Frank Huis in Amsterdam staan vol Amerikanen die niets weten van de Tweede Wereldoorlog behalve Pearl Harbor en de kampen.

Ogenschijnlijk is Amerika een bijzonder vriendelijk land voor joodse Amerikanen en heeft de VS sinds de Tweede Wereldoorlog Israël omarmd als 51ste staat. De Israël lobby heeft een ongekende invloed op de buitenlandse politiek. Zozeer dat stupiditeit de joodse Amerikanen ook in hun greep heeft: Barack Obama die regelmatig golfde op een club in Maryland die veel joodse leden heeft, kreeg te maken met een plan om hem de toegang te ontzeggen omdat hij in de VN verzet tegen de nederzettingenpolitiek niet had ondersteund.

Het punt is: Amerika is ook op dit terrein een verdeeld land. Enorm pro-Israël (hoewel steeds minder) en tegelijkertijd met een sterke anti-semitische onderstroom. vooral in kringen van white supremacists en survival types in het Westen, maar zeker niet tot hen beperkt. De onnozele president in het Witte Huis denkt dat hij gevrijwaard is van elke kritiek omdat zijn schoonzoon en dochter joods zijn. In werkelijkheid hebben Trump en zijn aanhangers een klimaat geschapen waarin deze ‘incidenten’ sterk in aantal zijn gestegen en een onaangename onderbuik kant van Amerika blootleggen.