Voor zwarten blijf de Amerikaanse droom een luchtkasteel

Een warme zomeravond in Mississippi, iets na middernacht. Een man komt na een lange avond werken thuis, waar zijn vrouw en zijn drie kleine kinderen op hem wachten. Hij parkeert zijn auto op de oprijlaan en stapt uit. Hij heeft zijn huissleutels al in zijn hand. Opeens klinkt er een verschrikkelijke knal; een geweerschot. De kinderen kruipen snel naar de meest beschutte plek van het huis, zoals hun vader hun dat had geleerd. Zijn vrouw rent schreeuwend naar buiten en treft haar man hevig bloedend op de grond aan. Kort daarna volgen de kinderen. „Papa, sta op! Papa, sta op!", schreeuwen zij, maar hun moeder is gelijk doordrongen van het fatale feit dat de vader van haar kinderen nooit meer zal opstaan… Jackson, Mississippi, 12 juni 1963.

„Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan hem denk", vertelt Myrlie Evers-Williams, de weduwe van Medgar Wiley Evers. Om de veertigste sterfdag van haar man te gedenken is zij teruggekomen naar Mississippi, nadat zij een jaar na de moord wegens het zo dominante racisme in het zuiden en alle pijnlijke herinneringen die de plek des onheils bleef oproepen naar Californië verhuisde.
Medgar Evers zette samen met zijn vrouw begin jaren vijftig het eerste kantoor op van de National Association for the Advancement of Colored People (NAACP) in Mississippi, hetgeen hen in een isolement bracht; niet alleen kregen zij veel tegenstand van de blanke bevolking te verwerken, ook de zwarte bevolking werkte hen tegen, uit angst voor represailles. Zwarte ‘vrienden' negeerden hen plotseling, en in hun toenmalige (zwarte) buurt werd zelfs geopperd om hen tot verhuizen te dwingen. Medgar Evers streed samen met zijn vrouw voor de rechten van de zwarte bevolking; hij streed voor het stemrecht van de zwarten, hij streed tegen de segregatie op de scholen, en hij streed tegen ongelijke behandeling in winkels, door boycots tegen racistische winkeliers te organiseren.
Nobel, maar zeer riskant in het Mississippi van de jaren vijftig en zestig. Meerdere doodsbedreigingen, waaronder een brandbom bij zijn huis, weerhielden hem er niet van zijn werk voort te zetten. Hij gaf alles voor zijn werk, en op de avond waarop president John F. Kennedy ironisch genoeg zijn toespraak over de burgerrechten hield, gaf hij zijn leven.
Een paar uur na de moord werd het moordwapen gevonden met hierop de nog verse vingerafdrukken van de blanke eigenaar, Byron DeLa Beckwith, een overtuigd racist. Hij werd gearresteerd, maar ondanks al het bewijs tegen hem kwam de geheel blanke jury tot twee keer toe niet tot een uitspraak en DeLa Beckwith mocht weer gaan en staan waar hij wilde.

Een niet op zichzelf staand gruwelverhaal uit het Mississippi van de jaren zestig. Mensen als DeLa Beckwith zagen zich vaak gesteund door racisten op hoge posities. Zo schudde de toenmalige gouverneur van Mississippi midden in de rechtszaal de hand van Byron DeLa Beckwith. In 1989 schreef journalist Jerry Mitchell een artikel waarin overtuigend werd aangetoond dat de jury in de Medgar Evers-zaak destijds tot twee keer toe was gemanipuleerd. Naar aanleiding hiervan besloot Myrlie Evers om heropening van de zaak te verzoeken. Hoewel vrijwel al het bewijs om ‘onverklaarbare redenen' verdwenen was en hoewel de meeste getuigen al overleden waren, slaagde de assistent openbaar aanklager Bobby DeLaughter erin om begin jaren negentig meer bewijs te verzamelen dan in de jaren zestig was gebeurd. Uiteindelijk werd Byron DeLa Beckwith 31 jaar na dato veroordeeld voor de moord, ondanks verklaringen onder ede in zijn voordeel van twee voormalige politieagenten. "Het zou verschrikkelijk zijn geweest voor de reputatie van het nieuwe Mississippi als DeLa Beckwith voor de derde keer niet berecht zou zijn", vertelt DeLaughter, nu rechter in Jackson, Mississippi. "Ik was ontzettend opgelucht toen de uitspraak bekend werd." Byron DeLa Beckwith stierf eind 2001 in de gevangenis op 80-jarige leeftijd.

Maar is er qua racisme wel zoveel veranderd sinds de jaren zestig, zoals de vertegenwoordigers van het ‘nieuwe' Mississippi ons willen doen geloven? "Nee", zegt het gros van de zwarte bevolking. Volgens velen zijn weliswaar de zaken economisch in positieve zin veranderd, maar sociaal gezien is alles bij het oude gebleven. Racisme uit zich alleen subtieler. "De ‘American Dream' bestaat niet voor zwarten. Het is eerder een ‘American Nightmare' aan het worden", beweert een verbitterde, werkloze neger. "Het is ontzettend moeilijk om als zwarte werk te krijgen. En als je al een baan vindt, dan krijg je minder betaald dan een blanke op die positie."
Racisme valt tegenwoordig misschien niet meer zo duidelijk te zien, maar je voelt het nog overal en het uit zich nog in allerlei dagelijkse subtiliteiten. Er zijn nog steeds gebieden waar negers niet durven te komen als het daglicht geweken is. Er zijn nog steeds blanken die negers niet willen aanraken of aanspreken.

Hoewel de bordjes er niet meer hangen, zijn er nog steeds cafés waar het gebod ‘Niggers not allowed' geldt. En nog altijd wantrouwt de zwarte bevolking de blanke bevolking. Een groot deel van de zwarte bevolking is er bijvoorbeeld heilig van overtuigd dat de "blanke overheid" drugs in de zwarte samenleving brengt om zo hun ontwikkeling tegen te gaan. Een zwarte restauranthouder, wiens oom in de jaren vijftig om onduidelijke redenen door een blanke menigte werd gelyncht, verklaart er zelfs heilig van overtuigd te zijn dat de drugs het land worden binnengebracht met Airforce One, het presidentiële vliegtuig. "Ik heb meer dan twintig jaar op het vliegveld gewerkt en ik heb het met mijn eigen ogen gezien." De meer gematigden in de zwarte gemeenschap zijn er niet van overtuigd dat de overheid op deze manier hun ontwikkeling probeert tegen te gaan, maar tegelijkertijd zijn ze er ook niet zeker van dat het níet zo is.

Veel blanken wijzen deze "samenzweringtheorie" echter resoluut van de hand. "Niemand houdt hun een pistool tegen het hoofd." Op hun beurt wantrouwen zij de zwarte leiders; een heel groot gedeelte van de blanke bevolking vindt dat de positieve discriminatie, aangestuurd door de zwarte leiders, veel te ver is doorgevoerd.
Ook verschilt het blanke en het zwarte standpunt wat betreft de Ku Klux Klan. Vooraanstaande blanken menen oprecht dat de Ku Klux Klan slechts nog een schaduw is van wat de organisatie in de jaren vijftig en zestig was, maar een groot deel van de zwarte bevolking is ervan overtuigd dat de Ku Klux Klan tot op de dag van vandaag grote invloed heeft in Mississippi. Ook op politiek gebied. Alleen zijn de traditionele pakken met puntmuts tegenwoordig vervangen door driedelige kostuums.
Of de Ku Klux Klan nu veel invloed heeft of niet, vrijwel iedereen is het erover eens dat de zwarte bevolking het nog steeds moeilijker heeft dan de blanke bevolking. De Ku Klux Klan is echter een ander mening toegedaan.

Een lokale leider van de Ku Klux Klan wijdt dit onder andere aan hun zwarte tegenhanger, de Black Panthers, die met uitspraken als "alle blanken zijn duivels en moeten vernietigd worden" in ieder geval in woorden nog radicaler zijn dan de Ku Klux Klan. "Het gaat hard de kant op dat het leven voor blanken zwaarder is dan voor zwarten", beweert hij. "De Black Panthers mogen bijvoorbeeld met doorgeladen machinegeweren demonstreren, terwijl een lid van de Ku Klux Klan al gearresteerd wordt voor het bezit van een zakmes." De man doet enorm zijn best om niet racistisch over te komen, maar ondertussen luidt zijn voicemail: ‘If you're white, leave your name and number. If you're a nigger: WHITE POWER!!'

In de jaren vijftig en zestig had de Ku Klux Klan veel macht in Mississippi, waaronder ook veel politieke macht. De organisatie had toen alleen al in Mississippi tienduizend leden, en het was niet ongebruikelijk dat justitie werd geleid door leden van de Ku Klux Klan. Dit was ook het geval bij de geruchtmakende moord op de drie burgerrechtenactivisten Schwerner, Goodman en Chaney in 1964. De blanke Michael Schwerner kwam in dat jaar vanuit New York naar Mississippi om te strijden voor het stemrecht van de zwarten. Vrijwel geen enkele zwarte durfde zich in die tijd in te schrijven om te stemmen, uit angst voor represailles van de Ku Klux Klan. Degene die wel zo moedig was kreeg een aparte, racistische test voorgeschoteld, waarin vragen als "hoeveel bubbels zitten er in een brok zeep" uitsluitsel moesten geven.

In de zogenoemde Freedom Summer zou erop worden toegezien dat de testen eerlijk afgenomen zouden worden, en de zwarten zouden leren hoe zich te registreren. De Mt. Zion-kerk in Neshoba County zou hiervoor als lesgebouw dienen, maar op een avond na een vergadering werden enkele kerkleden door de Ku Klux Klan mishandeld en de kerk werd in brand gestoken. "Het was verschrikkelijk!" herinnert een bejaard kerklid zich. "De Klan was gewapend met geweren, en drie leden van mijn kerk zijn die avond zwaar mishandeld. Later zag ik een gele gloed boven de kerk uitkomen en iedereen wist wat er aan de hand was. Maar je kon niets doen, want de brand was door de politie zelf aangestoken!" vertelt ze met tranen in haar ogen. "Onze rechten werden geschonden door mensen die onze rechten juist zouden moeten verdedigen!"
Op 21 juni 1964 ging Michael Schwerner samen met Andrew Goodman (eveneens blank en uit New York afkomstig) en de lokale, zwarte James Chaney naar de plaats des onheils om de mishandeling en de brandstichting te onderzoeken. Diezelfde dag werden ze gearresteerd door Ku Klux Klan-leden bij de politie en in de gevangenis gestopt, hetgeen de Ku Klux Klan de tijd gaf om de moord voor te bereiden. Om tien uur 's avonds werden ze weer vrijgelaten waarna ze op een landweg werden overmeesterd, mishandeld en vermoord. Michael Schwerner was met zijn 24 jaar de oudste.

James Chaney was drie weken voor de moord 21 geworden, en Andrew Goodman werd zelfs niet ouder dan 20. Het was Andrew's eerste dag in Mississippi. De lichamen van de jongens werden begraven in een dam, en omdat de lichamen verborgen waren werd de verdwijning van de drie door veel blanken als een grap en een publiciteitsstunt afgedaan. Voor de zwarte bevolking was het echter snel een uitgemaakte zaak; ze waren vermoord. "Activisten waren getraind om meerdere keren per dag van zich te laten horen. Als je een paar dagen niets van hen hoorde, dan zou je nooit meer iets van hen horen", legt de zus van James Chaney uit.
De drievoudige moord luidde nationale woede in en de FBI begon aan de grootste zoektocht in haar geschiedenis, hetgeen uiteindelijk leidde tot de vondst van de lichamen (anderhalve maand na de moord) en de arrestatie van negentien man. De openbare aanklagers in Mississippi waren niet bereid deze moordzaak aan te nemen, waarna de FBI zich over de zaak boog. Moord is echter geen federale aangelegenheid, dus werd de verdachten slechts ‘schending van burgerrechten' ten laste gelegd. Wegens betrokkenheid van de FBI en door de nationale aandacht konden de verdachten niet terugvallen op een racistische justitie (desondanks werd een potentieel jurylid op voorhand uitgesloten, omdat zij een keer had meegelopen in een optocht van de NAACP, terwijl een voormalig lid van de Ku Klux Klan niet op voorhand werd uitgesloten).

Na 3,5 jaar geharrewar werden uiteindelijk zeven man veroordeeld tot celstraffen van drie tot tien jaar. Maar hoewel inmiddels bekend was wie van de verdachten de moord hadden gepleegd, is er hiervoor nooit iemand veroordeeld. Maar misschien was het ook niet reëel om ervan uit te gaan dat er iemand terecht zou staan voor de moord, omdat dat dit de eerste keer in de geschiedenis van Mississippi was dat een blanke werd veroordeeld voor misdaden jegens een zwarte. "Het was al veel meer dan wij verwacht en gehoopt hadden", aldus de broer en zus van James Chaney. "Als er geen blanke slachtoffers waren geweest, was het lichaam van James zelfs nooit gevonden, laat staan dat er iemand veroordeeld zou zijn. Zo stuitte de FBI tijdens de zoektocht naar de drie lichamen op zeven lijken van eerder vermoorde activisten, die anders nooit waren gevonden. Een maand vóór deze drievoudige moord werden twee zwarten ‘op verdenking van' deelname aan burgerrechtenactiviteiten door twee blanken aan een boom gehangen, bewusteloos geslagen en vervolgens gruwelijk vermoord.

Deze tweevoudige moord heeft nagenoeg geen ruchtbaarheid gekregen, en hoewel de daders bij de FBI bekenden, zijn zij nooit veroordeeld, of zelfs ook maar aangeklaagd. Wij waren dus al lang blij dat er überhaupt iemand werd veroordeeld voor de misdaden tegen onze broer."
In 1974 waren alle verdachten weer op vrije voeten en konden zij hun oude leven voortzetten. "Het was verschrikkelijk om te zien dat de daders, bijna vol trots, weer rondliepen", zegt een 86-jarige inwoonster van Neshoba County. "Zij zijn er met schandalig lage straffen vanaf gekomen." De hoogbejaarde moeder van Andrew Goodman heeft desondanks hoop dat de nog levende daders alsnog voor moord worden veroordeeld. De broer van James Chaney is echter minder optimistisch: "De gouverneur belooft al veertien jaar de zaak opnieuw voor de rechter te brengen, maar hij stelt het net zo lang uit totdat alle daders overleden zijn".

Natuurlijk was niet iedere blanke in Mississippi van de jaren vijftig en zestig een racist, maar de ‘goede' blanken waren ook bang voor represailles. Zo raakte een blanke onderwijzeres haar baan kwijt, nadat ze haar afschuw had uitgesproken over de moord op de drie burgerrechtenactivisten. Je was mét de racisten, of je was tégen de racisten.
"Ik woonde op het platteland", vertelt een oude neger op zijn veranda. "Ik had daar een hele aardige, blanke buurvrouw. Ik speelde met haar zoontjes en ik kwam er over de vloer. Maar als ik hen in het dorp tegenkwam, dan keken zij mij niet aan. Dat was niet te begrijpen op zo'n jonge leeftijd, maar je wist dat het om de een of andere reden zo hoorde. Als je hen in het dorp aan zou spreken, dan liep je de kans om vermoord te worden." Iets vergelijkbaars overkwam de 14-jarige Emmett Till in 1955. De jongen kwam in de zomer van dat jaar vanuit Chicago naar het zuiden om op de katoenvelden te gaan werken. Hij zou nooit meer levend terugkeren naar zijn moeder; hij werd gelyncht omdat hij had gefloten naar een blanke vrouw.

Ondanks dat de jongen onherkenbaar verminkt was, wilde zijn moeder een open doodskist, om de wereld te laten zien hoe het er aan toe ging in het zuiden van het land dat zich ‘de leider van de beschaafde wereld' noemde. Eén van de twee daders zou anderhalf jaar later toegeven dat hij met de moord een voorbeeld wilde stellen, terwijl de andere dader een volledige verklaring af zou leggen. De laatstgenoemde gaf als reden op: "Wat kon ik anders? Die jongen dacht dat hij net zo goed was als een blanke." Geen van hen beiden is ooit veroordeeld voor deze gruwelijke moord.

Er zijn tegenwoordig maar weinig blanken in Mississippi die over het racisme in de staat willen praten. Het is een vorm van schaamte, en de meeste blanken willen doen voorkomen alsof racisme alleen iets uit het verleden is. Schokkende gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld de moord op Emmett Till, worden door de ouderen ‘niet meer herinnerd', en haastig wordt er verteld dat er in de omliggende staten tegenwoordig veel meer racisme is. Er wordt hierbij verwezen naar raciale moorden buiten Mississippi, zoals bijvoorbeeld de geruchtmakende moord in Texas in 1998, toen drie blanke mannen een neger achter hun pickup truck bonden en hem een aantal kilometers over een landweg trokken. Of er wordt verwezen naar Georgia, waar er dit jaar weer een gescheiden eindbal van een highschool werd gehouden. Om aan te tonen hoe goed het gaat met het racisme in Mississippi, wordt er verwezen naar het feit dat Mississippi, in vergelijking met de andere zuidelijke staten, de meeste gekozen zwarte politici heeft (overigens zijn deze politici in de ogen van een groot deel van de zwarte bevolking slechts marionettenpoppen zonder macht).
Toch merk je, zeker bij de ouderen, dat nog heel veel mensen in Mississippi er racistische denkbeelden op na houden.

Het bevestigende antwoord op de vraag of ze medelijden hadden met de zwarte bevolking in de jaren zestig klinkt vaak gratuit, of de vraag wordt anders met een veelzeggend ‘no comment' beantwoord. Zwarten worden nog met grote regelmaat ‘niggers' genoemd, en ook valt de Confederate Flag (in de Amerikaanse burgeroorlog de vlag van de zuidelijke staten, maar nu het symbool van het oude, gesegregeerde zuiden) nog geregeld te zien en in bepaalde gebieden zelfs vaak; vlaggen aan pickup trucks, oprijlanen en winkels, als tatoeage, en soms staat de vlag zelfs uit bij kerken. ‘Erfgoed en geschiedenis' wordt vaak als reden aangedragen door de blanken, maar opmerkingen als "it ain't coming down for them damned niggers" verraden de ware reden. Het feit dat de Confederate Flag nog steeds een onderdeel is van de Mississippi State Flag, en dus hangt bij alle officiële gebouwen (waaronder de rechtsgebouwen), is onverteerbaar voor veel zwarten. Andere zuidelijke staten hebben dit symbool inmiddels van de staatsvlag verwijderd. In 2001 werd er in Mississippi gestemd om de staatsvlag te wijzigen (overigens de enige staat waar er gestemd werd), maar het voorstel kwam er niet doorheen. Het hoofd van de commissie voor het aanpassen van de vlag ontving zelfs meerdere serieuze doodsbedreigingen. "Zo zie je maar dat er in Mississippi nog veel racisten zijn die vasthouden aan een vlag die verwijst naar slavernij en segregatie", vertelt een hoogbejaarde zwarte priester, die in de jaren vijftig en zestig zij aan zij streed met mensen als Medgar Evers, de drie burgerrechtenactivisten en Martin Luther King.

"Ik heb bijna tot mijn zestigste levensjaar moeten wachten om gebruik te maken van dezelfde restaurants, wachtruimtes, toiletten en drinkfonteintjes als de blanken. Maar ik ben nu 94 jaar en ik heb nog steeds mijn vrijheid niet", snauwt hij met tranen van woede in zijn ogen. "Nooit kon je als zwarte iets goed doen. Als ik bij mijn blanke baas aanklopte kreeg ik óf te horen dat ik hem wakker maakte met mijn harde geklop, óf, als ik te zacht klopte, vroeg hij me schreeuwend wat ik kwam stelen. En er is bijna niets veranderd! Iedere dag ben ik weer teleurgesteld in mijn land", vertelt de man die vrijwel iedereen die blank is wantrouwt. Zijn houding is begrijpelijk, zeker omdat hij de Grote Depressie van de jaren dertig bewust meemaakte, een periode waarin het helemaal moeilijk was voor de zwarte bevolking. Veel van zijn generatiegenoten hebben deze aarde boos, teleurgesteld en nooit gecompenseerd voor al het aangedane onrecht verlaten.

Vaak wordt wantrouwen (net als haat overigens) overgebracht op volgende generaties. Nog steeds hoor je in Mississippi de meest uiteenlopende en bizarre verhalen. Bijvoorbeeld dat de hele Vietnam-oorlog erom te doen was intelligente negers te laten vermoorden. Hoe vreemd zulke verhalen ook klinken, het is wel de beleefde realiteit van een groot aantal mensen. Vooraanstaande blanken relativeren dergelijke uitspraken. "Als je lang genoeg zoekt, zal je ieder antwoord en iedere mening kunnen vinden, maar de verhoudingen zijn enorm verbeterd de laatste jaren." Er wordt verwezen naar het feit dat blank en zwart nu samen naar school gaan, samen werken, etc. Maar na schooltijd en na het werk is het weer zoals het veertig jaar geleden was: gescheiden. Vooral op zondag, vanwege de nog steeds gescheiden kerken. Uiteindelijk komt het erop neer dat de gangbare mening van de blanke bevolking is dat Mississippi een heel eind is gekomen en dat de gangbare mening van de zwarte bevolking is dat Mississippi nog een lange weg te gaan heeft. Beide opvattingen zijn waar. Het is ook niet realistisch om te denken dat het racisme na één of twee generaties over kan zijn, gegeven het feit dat het eeuwenlang als normaal werd gezien. Wellicht kan men beginnen met het inzicht dat haten geen zin heeft, want zoals Medgar Evers tijdens zijn leven bezwoer: "Het merendeel van de mensen die je haat weet het niet en de rest kan het niet schelen. Dus uiteindelijk word je het slachtoffer van je eigen haat".

Gerbren Deves, september 2003