De Great Awakening

De mythe wil dat de zeventiende eeuwse kolonisten naar Amerika vluchtten voor hun geloof naar een land waar geloofsvrijheid heerste. Dat klopt niet in twee opzichten. Economische factoren waren minstens zo belangrijk en veel kolonisten werden niet zozeer vervolgd maar wilden wel een meer pluralistisch geloofsklimaat. Ook dat was echter relatief, aangezien veel kolonisten hun eigen geloof wilden laten domineren. Zoals Alan Taylor stelt in American Colonies ‘aan het einde van de zeventiende eeuw boden de meeste kolonies minder geloofstolerantie dan het moederland’ (zijn nadruk). De stichters van de kolonies meenden meestal dat een homogeen religieus klimaat de enige manier was om orde en welzijn te garanderen.
In de kolonies ontwikkelde zich geleidelijk aan een scheidng tussen de evangelische kerken en de rationalisten. Dit was mede een gevolg van het gebrek aan predikanten met de toenemende immigrantenaantallen.

In de vroege achtteinde eeuw vonden er al verscheidene lokale ‘revivals’ plaats. De Congregational parochie in Northampton, Massachusetts, kende ze in 1679, 1683, 1696, 1712, 1718 en 1727. Ze waren onvoorspelbaar en niet allemaal even intens. Revivals onderstreepten het emotionele proces van bekering dat zondaars tot heiligen maakte die eeuwige redding konden verwachten. In hun calvinistische theologie verwierpen de koloniale evangelicals de suggesties van de rationalisten dat iedereen gered kon worden als hij zich maar goed gedroeg. Integendeel, de evangelicals stelden de de genade van god de enige manier was om gered te worden en die genade kreeg je alleen als je je eigen hulpeloosheid accepteerde om jezelf te redden. Niettemin stelden de revivalisten dat mensen evangelische leiding konden vinden en hun gedrag konden veranderen en dat ze dan god als het waren verleidden om zijn genade te geven.
Evangelical predikanten richtten hun preken daarop, met awakening sermons, die vooral op de emoties inspeelden. Een van de succesnummers was de predikant Jonathan Edwards, die het weer geleerd had van zijn grootvader, Solomon Stoddard.

In de jaren veertig van de achttiende eeuw begonnen predikanten hun boodschappen te koppelen over langere afstanden. De omslag van lokale revivals naar een algemene begon in New Jersey, in de Raritan Valley, geleid door Theodore Freylinghuysen, een Nederlands Hervormde predikant en de broers Gilbert en John Tennent, Presbytarians. Zij schreven enthousiast naar New England, wat Jonathan Edwards inspireerde. Zo rolde het door de Connecticut Valley, met minstens 32 stadjes in 1735 waar een revival plaats had. Het leek inderdaad een wonder maar het liep vast toen in het midden van 1735 een rijke koopman, Jospeh Hawley, zelfmoord pleegde omdat hij wanhoopte de genade ooit te vinden.

Daarna kreeg de revival nieuwe kracht in gepubliceerd drukwerk. In Londen in 1738 en in Boston in 1738 publiceerde Edwards een verhaal over de revival getiteld A Faithful Narrative of the Surprizing Works of God. Het boek werd in Engeland én de kolonies gelezen en inpsireerde veel navolgers. Dat de revivals op elkaar gingen lijken werd toegeschreven aan god, niet aan het voorbeeld van Edwards.
Een van de Engelse lezers was George Whitefield, een jonge Anglicaanse predikant. Hij begon als reizend revival predikant door Wales en Engeland te trekken, vooral arme lui trekkend die werden genegeerd door de officiële kerk. Zijn impact inspireerde op zijn beurt de Amerikaanse kolonies. Zij wilden Whitefield ook horen en in 1739 stak hij de oceaan over. Tijdens zijn toer van 1739 tot 1741 van Maine tot Georgia, werd Whitefield een voorbeeld en een bewijs van de grotere integratie van Engeland en het koloniale rijk.
Benjamin Franklin, de drukker in Philadelphia, was geen evangelisch ingesteld man maar hij zag de mogelijkheden van boekverkopen. Zijn Pennsylvania Gazette publiceerde talloze verhalen en de persen drukten eindeloze reeksen van Whitefields pbulicaties.
Whitefield sprak vooral aan in New England, waar de volwassenen goed belezen waren en waar kranten en boeken beter beschikbaar waren, plus ook een netwerk van predikanten. Begin 1741 vertrok Whitefield weer naar Engeland, maar zijn impact plus volgende lokale revivals gingen door, collectief de Great Awakening genaamd. Overal vroegen gelovigen om een stijl van prediken die de emoties losmaakte waar ze behoefte aan hadden. Saaie predikanten, die hun boodschap sober en correct hielden, werden afgezet. Whitefield had hen ‘dead men’ genoemd.
Het effect van de revival was interessant genoeg dat het geloof in New England veel homogener werd, dat wil zeggen de doctrinaire conflicten die tot dan toe gebruikelijk waren, werden minder belangrijk. Een sekte die speciaal profiteerde waren de Baptisten, die altijd al een meer emotionele praktijk hadden gekend.