Sherman's March

Het was de overtuiging van William Tecumseh Sherman dat de enige manier om het Zuiden op de knieën te krijgen lag in het vernietigen van de economische basis van de slavenhoudende plantages. Sherman, zo betoogt Hanson, had een ideologisch doel met zijn in het Zuiden nog steeds luidkeels beweende vernietigende mars: hij streed voor een betere samenleving – zonder slavernij – en wilde die strijd zo kort mogelijk maken. Niet Grant of Lee waren de helden van de Burgeroorlog maar William Tecumseh Sherman.

Door Victor Davis Hanson

In het najaar van 1864 was er geen leger in Europa of in Amerika dat zo mobiel, zelfvoorzienend en dodelijk was als dat van William Tecumseh Sherman. Hun generaal werd afgeschilderd als niet alleen de machtigste man van Amerika maar ook de gevaarlijkste. De Macon Telegraph waarschuwde zijn lezers: 'Het lijkt wel alsof in hem alle eigenschappen van de mens zijn samengekneed met de enormiteiten van de duivel, alsof de Hemel door hem diepten van verdorvenheid wilde tonen, nimmer bereikt door het gevallen ras . Nog steeds niet bevredigd in zijn demonische wraakzucht, raast hij over het land als een woestijnwind van vernietiging.'

Het oprukken van Shermans leger moet voor een landelijke samenleving een afschuwelijke ervaring geweest zijn. De zuidelijke Central Valley van Californië, waar ik woon, beslaat ook ongeveer vijfhonderd kilometer van noord naar zuid; zijn oostelijke corridor tussen de Sierra Nevada en Route 99 vormt een gordel van ongeveer zestig tot tachtig kilometer breedte die de meest vruchtbare landbouwgrond ter wereld bevat. Om ook maar iets te bevatten wat vergelijkbaar is met de komst van Sherman naar Georgia moet je denken aan een enorme colonne van mobiele branders, vertrekkend vanuit de hoofdstad Sacramento en omlaag trekkend, al het akkerland van deze vallei tot aan Bakerfield in brand zettend. Alle land tussen San Francisco en Los Angeles zou ze bar zijn als de honderd kilometer brede corridor tussen Atlanta en Savannah.

Ik kan me mijn thuis voorstellen, ongeveer midden in dit gebied liggend, met continue kolommen marcherende soldaten alles verbrandend en vernietigend op hun tocht door kleine stadjes, de spoorweg kapot makend, iedere dag, kilometer voor kilometer. Ik kan me voorstellen dat Amerikanen uit andere delen van het land met andere accenten en gewoontes – misschien bewoners van de Oostkust, die we hier vaak automatisch wantrouwen en eigenlijk niet goed begrijpen – naar deze boerderij zouden komen, ons zouden toespreken en vermanen, en ons huis zouden beroven van alles wat ik nu om me heen zie: meubels, zilver, kunst, klokken, tapijten, de collectieve acquisitie van vijf generaties die in ditzelfde huis hebben gewoond. Onze schuren zouden in brand staan, net als de huizen verderop. De boomgaard geplukt, voorraden meegenomen. Boeken in de modder. Verzet plegen zou neerkomen op dood. Ik moet me voorstellen dat deze binnendringers niet altijd stupide en ongeletterd waren maar soms wel opgeleid, mij vermanend dat de vernietiging van mijn boerderij onvermijdelijk was – mijn verdiende loon voor mijn steun voor het kwaad van slavernij en het verraad van afscheiding.

Kortom, onze 120 jaar oude boerderij waar nu vijf aparte huishoudens wonen, zou lijken op de Canning Plantation nadat Shermans leger er op 28 november 1864 doorheen was getrokken: ' We konden nauwelijks geloven dat het ons huis was. Een week tevoren was het een van de mooiste plekken in de staat. Nu is het een wrak. Alles ligt in as. Er is geen hek te zien in de wijde omgeving.'

In mijn onmacht zou ik de arrogante oosterlingen haten die een eeuw familiewerk hadden vernietigd en mijn gemeenschap hadden vernietigd, en ik zou nog meer de bedenker van die ellende vervloeken, de harteloze en geschifte Bill Sherman. Maar ik zou ook nooit meer denken dat ik of mijn buren het recht hadden – of de macht – om slaven te houden, en nog veel minder de vrijheid of de mogelijkheid om Californië en de federale gronden binnen de staat tot eigendom van onze regio te verklaren. We zouden geen enkele twijfel hebben dat we hopeloos waren verslagen.

Ik zou ook hopen dat mijn zestienjarige zoon niet lag te rotten in een nabijgelegen veld, nadat hij zich had gewapend met ouderwetse rommel om dapper deze invasie tegen te houden en het idee te redden van State's Rights en dus uiteindelijk menselijke slavernij zelf. En tenslotte zou ik hopen dat de commandant van dat leger niet iemand was als William T. Sherman, die over onze ruinering en onze edelmoedige woede zou zeggen: 'Die mensen maakten oorlog met ons, tarten ons en daagden ons uit om zuidwaarts te komen, hun land in, waar ze opschepten dat ze ons zouden doden en ons allerlei vreselijke dingen zouden aandoen. Wij namen hun uitdaging aan en dat ze nu kermen en klagen over de vanzelfsprekende gevolgen is beneden alle waardigheid.'

Gedurende een hele eeuw daaropvolgend zouden critici debatteren over de gerechtigheid, de effectiviteit en de problemen van de March to the Sea, betogend dat wat Sherman deed in Georgia amoreel was of irrelevant voor de zaak van de Unie. Anderen voegden toe dat Sherman niet genoeg werk gemaakt had van het opnemen in zijn leger van de bevrijde slaven – er zouden er 50.000 op het pad van zijn leger bevinden – en dat hij een complete traditie van de praktijk had vernietigd van de gerechtvaardigde oorlog die ooit heel bewust burgers spaarde. Voordat ik deze kritiek systematisch bekijk, moet ik de ironie ervan vaststellen.

Hoe is het mogelijk dat, in moreel opzicht, de March tot the Sea te barbaars was omdat hij zuidelijke eigendommen vernietigde en tegelijk niet effectief genoeg in het doden van confederale soldaten? Hoe is het mogelijk dat de mannen van Sherman te weinig deden aan het bevrijden van slaven? Hoe bestaat het dat deze mars als te gemakkelijk wordt beschouwd als Grant en Lincoln, geen van beide bekend voor timiditeit noch voor hysterie, de complete vernietiging van Shermans leger vreesden toen hij toestemming vroeg? En hoe had Sherman zijn kolossale leger anders naar het oosten kunnen overbrengen en vervolgens in de positie zijn om noordwaarts te marcheren, als hij niet van het land had geleefd en eigendom had vernietigd? Had hij dan moeten betalen voor het voedsel van slaveneigenaren in dure federale dollars, als ze maar beloofden dat dit geld niet gebruikt zou worden om meer kogels te kopen voor Lee en Johnston? Hadden zijn mannen misschien scheepsbeschuit moeten eten terwijl de confederalen het beter hadden? Had hij zich afzijdig moeten houden van spoorwegen, terwijl locomotieven met voedsel, wapens en munitie voorbijraasden om Noordelijken te doden in Virginia? Had hij slavenhoudende plantages links moeten laten liggen in een oorlog die bedoeld was om slavernij te beëindigen?

Wat de aanklacht betreft dat de manier waarop Sherman oorlog voerde amoreel was, laten we voor een moment vergeten wat moraliteit betekent in oorlog en gewelddaden tegen zuidelijke burgers op zich beoordelen. We kunnen dan vaststellen dat er weinig, misschien geen, zinloze moorden werden gepleegd tijdens deze mars. Er schijnen ook maar een paar verkrachtingen plaats te hebben gevonden, wat beide zijden erkennen. Voor zover er sprake was van geweld buiten het strijdtoneel was dat een strikt militaire operatie, in respons op het doodschieten van noordelijke gevangenen. Wat echt ongewoon schijnt, is dat Sherman meer dan 60.000 jongemannen door een van de rijkste gebieden van de vijand voerde zonder de controle te verliezen. Na de oorlog merkte een confederale officier op over de mars door Georgia: 'Het federale leger gedroeg zich over het algemeen heel goed in deze staat. Ik geloof niet dat er ooit een leger in de wereld was dat zich beter zou hebben gedragen, op een gelijksoortige expeditie, in een vijandig land. Ons leger zou zeker niet gedaan hebben.'

Als er geen sprake was van burgers die werden gedood, gemarteld of verkracht, was de mars van het leger dan nog steeds amoreel? Wel volgens de historicus John Bennet Walters, omdat soldaten niet strijdende burgers traumatiseerden en beroofde, en hun woningen vernietigde: 'Een binnentrekkend leger had, zonder enige militaire noodzaak, elke overweging van genade voor zwakheid en hulpeloosheid verworpen. De Federale troepen hadden hun toevlucht genomen tot de directe wreedheid van overweldigende kracht om een volk te beroven van hun materiële bronnen en hun fijnere sentimenten onherstelbare schade toe te brengen.'

De echte morele vraag is echter niet of burgers fair game zijn in een oorlog, maar of de eigendom en het ongestoord leven van burgers die slavernij en rebellie steunen fair game zijn in een oorlog die gaat over de weigering om die instelling te beëindigen. Of, in andere woorden, de mensen achter deze apartheid hun claim op hun 'fijnere sentimenten' hadden laten vallen. Wie gelooft dat slavernij een groot kwaad is en dat afscheiding gelijk staat met verraad, moet erkennen dat Sherman het bij het rechte eind had dat het beste mechanisme om beide te beëindigen, afgezien van het doden van burgers, lag in het vernietigen van de eigendom van de staat en de bezittende klasse, daardoor degenen die strijden voor slavernij en rebellie berovend van zowel de materiële als een psychologische steun van hun eigen burgers. Ik zou zeggen dat dit wel degelijk een 'militaire noodzaak' mag heten.

We moeten hier een cruciaal onderscheid maken tussen 'totale oorlog' en een 'oorlog van terreur'. Het is onmiskenbaar dat Sherman een terreuroorlog voerde, met de bedoeling de vijand te choqueren door de vernietiging van zijn thuisland en het wegnemen van zijn hoop en verwachtingen in een mate dat het hen zou doen afzien van verder steun voor het doden van de troepen van de Unie. Maar die terreur was niet totaal en om zijn doel te bereiken verviel hij nooit tot de barbaarse daden van de moderne tijd: etnische schoonmaak, concentratiekampen, massale slachtpartijen, willekeurige bombardementen en martelingen. Shermans mars had niets gemeen met de vuile oorlogen van de twintigste eeuw, waarin revoluties, staatsgrepen en etnische haat zelden een morele agenda hadden en nooit onderdeel waren van een poging om slavernij te stoppen. Toen Sherman Savannah bereikte, vroegen de zuidelijke generaals hem voor de bescherming van hun eigen families, in elk geval een bewijs dat zij niet het idee hadden hun vrouwen en kinderen toe te vertrouwen aan een terrorist.

Aan het einde van de twintigste eeuw zijn we er steeds meer toe overgegaan om alle vormen van oorlog als slecht te beschouwen. Aangezien vrede wordt beschouwd als de natuurlijke staat van zaken, leven we in een tijd van 'conflict oplossingen' en 'vredesstudies', waarin een of andere gradatie van morele schuld wordt toegemeten tegelijkertijd aan hen die doden om het slechte te bevorderen als hen die dat doen om dat doden te beëindigen, aan hen met agressieve bedoelingen en hen die zich daartegen verzetten. Ongeacht de oorzaak of de omstandigheden moeten we uiteindelijk allemaal 'slachtoffers' worden van degenen met meer macht die nationale grenzen overschrijdt: politici, bedrijven, de militairen. Inderdaad, 'het kwaad' zelf wordt gezien als relatief, niet absoluut.

Maar er is altijd een tijdloos, absoluut verschil tussen slavernij en vrijheid, en tussen hen die strijden voor de afschaffing ervan en hen die strijden om het te verdedigen. Het gaat hier om kwalitatieve verschillen en die moeten als zodanig onderkend worden. Een Confederaal Amerika en een Verenigd Amerika zouden er niet hetzelfde hebben uitgezien. Shermans oorlog tegen bezit moet gezien worden in een speciale context, onlosmakelijk verbonden met de slavernij. Vandaar dat het mij verwart als hedendaagse historici schrijven dat zij problemen hebben met het doden van bloedhonden door Shermans troepen. Ze doen alsof het gaat om het zinloos doden van huisdieren, terwijl dit geoefende achtervolgers van slaven en gevangenen waren. En het deed er wel degelijk toe als je in aanmerking neemt dat een half miljoen zwarten in Georgia zuchtten in slavernij totdat Sherman en zijn hondendoders hen bevrijdden.

Toen de leiding van het Zuiden in alle vrijheid en bij zijn volle verstand besloot te vechten en te doden ten behoeve van slavernij, kreeg de vernietiging van eigendommen de logica van vergelding en boetedoening. Maar mag je die rationalisering wel gebruiken als de Founding Fathers zelf slaven bezaten en noch in de Grondwet noch in de Bill of Rights reden hadden gezien om die praktijk te beëindigen? Lincoln begreep dit Amerikaanse dilemma feilloos en dus streefde hij er naar om het kwaad van de slavernij uit te roeien, aanvankelijk vredig en met het aanbod van compensatie en na een ruim verloop van tijd, zodat de gehele Amerikaanse samenleving langzaam zou kunnen opschuiven naar een consensus over de immoraliteit van ketenen. Zuiderlingen weigerden deel te nemen aan die nationale dialoog omdat ze precies wisten waar die toe zou leiden: de afschaffing van slavernij en een federale overheid die sterk genoeg was om zijn morele cultuur op te leggen aan individuele staten. Zuidelijke leiders voorzagen de oorlog omdat ze inzagen dat het federaal beleid zou leiden tot het onvermijdelijke einde van hun manier van leven – een leven waarbij de materiele rijkdom van weinigen voor eeuwig werd geschraagd op de slavernij van Afrikaanse zwarten.

Werkte Shermans mars? Er zijn twee benaderingen mogelijk om die vraag bevestigend te beantwoorden. Als we voor een ogenblik de feitelijke materiele schade toegebracht aan de Confederatie vergeten en kijken waar Shermans leger begon en waar het eindigde, dan was dit de definitieve vergelding tegen het Zuiden. Shermans verovering van Atlanta redde Lincoln waarschijnlijk van een verkiezingsnederlaag (in 1864). De simpele vaststelling dat hij ongehinderd door het Zuiden kon marcheren ondermijnde alle steun in het Noorden voor Democraten en Copperheads die pleitten voor vredesbesprekingen en een overgave onder de vlag van een regeling. Er kwam ook meteen een einde aan de kans dat het buitenland de Confederatie zou erkennen.

Daar kwam nog bij, puur strategisch, dat Sherman zich nu vijfhonderd kilometer dichter bevond bij de laatste bron van Confederale weerstand, het leger van Lee in Virginia. Totdat Sherman Savannah bereikte, hield Grant Lee stevig in zijn greep en voerde hij, opzettelijk of niet, een wrede en onophoudelijke oorlog van vernietiging. Toen Sherman de Atlantische kust bereikte, veranderde de aard van die doodsomknelling radicaal – zoals Sherman had voorzien. Nu werd Lee geconfronteerd met een dodelijke legermacht die gestaag noordwaarts marcheerde, in zijn richting, de voorraden van zijn troepen opsouperend en de huizen van de soldaten in de loopgraven vernietigend. Terwijl Lee tevoren primair Grant buiten Richmond moest houden en de optie had om de stad Washington te bedreigen of niets te doen, zat hij nu in de tang.

Zelfs al had Sherman geen enkele zuidelijke plantage in brand gestoken, dan nog was zijn mars briljant geweest. Strategisch vanwege zijn rol in het coördineren van de legers van het noorden en psychologisch door de zaak van het Zuiden te vernietigen. Zoals een artillerie officier schreef toen ze kust hadden bereikt: 'Zo is dan het primaire doel van de campagne gecompleteerd. Dit leger is overgebracht van het midden van het land naar de kust, deze stad is ingenomen en de bevoorradingslijnen van Lee vernietigd. De Confederatie bestaat nu enkel nog maar uit Noord en Zuid Carolina en het zuiden van Virginia. Het heeft nu geen ander terrein meer voor militaire operaties en deze campagne heeft laten zien dat er ook niet veel meer van over, afgezien van Lee's leger.'

Natuurlijk bracht Sherman schade toe. Nog in 1870 was de waardebepaling van de boerderijen in Georgia ongeveer een derde van tien jaar tevoren. Ongelukkig genoeg voor de armen van het Zuiden bleven de gevolgen van Shermans mars nog tientallen jaren aanwezig: ze leidden tot jaren van algemene economische stagnatie die zowel de vrije zwarten als de arme blanken in zijn greep hield. De apologeten voor Sherman verdedigden zijn daden op drie gronden. Ten eerste was het beter dat Zuiderlingen arm en levend waren in Georgia dan rottend in de modder van noord-Virginia; ten tweede dat de armoede van een paar honderdduizend burgers gedurende enkele tientallen jaren moest worden afgezet tegen de slavernij van miljoenen gedurende eeuwen en ten derde, dat oorlog nooit 'verfijnd' kan zijn. Sherman zou in het Zuiden gehaat worden op een manier die Grant nooit overkwam, omdat hij het Zuiden vernederde en verarmde met gemak en zonder weerstand, in plaats van de Zuidelijke jongens met grote moeite en tegen hoge kosten te doden.

De mars door George maakte alle volgende campagnes van de Army of the West gemakkelijker. Honderdduizenden confederale burgers, eens zo belangrijk in het aanmoedigen van hun mannen aan het front, deden nu precies het omgekeerde. Toen Sherman noordwaarts ging, de Carolina's in, was het Zuidelijke moraal al aan het wegsijpelen. Sherman had die reactie voorzien. Hij realiseerde zich dat dit geen 'Europese oorlog' was, niet tegen een vijandig leger maar tegen een vijandig volk en dat je dat iedereen moest laten voelen.

Over die teloorgang van de Zuidelijke moraal is veel geschreven maar weinig over de stemmingsomslag in het Noorden als gevolg van Shermans mars. Lincoln formuleerde die het beste in zijn jaarlijkse boodschap aan het Congres op 6 december 1864: ' {We] hebben nu meer manschappen dan toen de oorlog begon .. We worden sterker, en kunnen, als het nodig is, de strijd eindeloos volhouden.' Grant en zijn leger waren een cruciale factor in het behoud van de Unie en de vernietiging van de beste Confederale soldaten in het veld, maar noch Grant noch de Army of the Potomac kon de Amerikaanse bevolking zover krijgen dat ze die oorlog wilden doorzetten na de afschrikwekkende aantallen doden in de zomer van 1864 en het totale gebrek aan ontwikkeling in het front.

Sherman begeesterde Amerika – met de snelheid van zijn leger, zijn behoud van soldatenlevens, het onthoofden van de confederatie, de haat die hij in het zuiden opriep en zijn gave om doem-taal te gebruiken. In iets meer dan dertig dagen had hij de hele Burgeroorlog geherdefinieerd als een doodstrijd tussen vrije boeren en geprivilegieerde, aristocratische plantagehouders en het resultaat van die ideologische strijd was nu voor iedereen zichtbaar in de verbrande landgoederen in Georgia. Als Sherman Atlanta niet had ingenomen, was Lincoln misschien niet herkozen; als hij zijn leger had verloren in Georgia zou een onderhandelde vrede een serieuze mogelijkheid zijn geweest; en als hij op zijn lauweren had gerust in Savannah, dan zouden Grant en Lee nog zes maanden tot een jaar verder hebben gevochten. Het is waar dat Sherman de Amerikaanse manier van oorlog voeren herdefinieerde, maar zijn voorland was niet Vietnam maar veeleer de grote bevrijdende invasies van Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog, waarin Amerikanen dwars door de thuislanden van de Axis heenwalsten. Kort gezegd, Sherman ontwikkelde het hele idee van de Amerikaanse strategische doctrine die in de daarop volgende eeuw zo vaak zou opduiken: het ideaal van een enorme morele kruistocht op buitenlands terrein om een samenleving opnieuw te ordenen door de brute kracht van wapens.

We moeten in gedachten houden dat het einde van de oorlog in april 1865 geen toeval was. De Confederatie stortte niet in vanwege de overwinning van Thomas in Tennessee, bijna zes maanden eerder, noch omdat Grant eindelijk Lee had uitgeroeid, maar vooral omdat Shermans gigantische leger van ervaren Uniesoldaten nu snel de achterhoede van Lee naderde. Het Zuiden zelf onderkende dit. De necrologie voor Sherman in de Daily Times in Americus, Georgia, concludeerde dat hij 'de generaal [was] die de Confederatie er werkelijk onder kreeg. Door zijn verwoestingen in Georgia was het moraal van het leger van Lee zodanig verminderd en waren diens gelederen zodanig uitgedund dat het succes van Grant mogelijk was, zodat uiteindelijk Sherman en niet Grant krediet moet krijgen voor Appomattox.'

Ook zorgde de mars van Sherman ervoor dat er aan beide zijden vele levens werden gespaard. Er waren meer zuiderlingen die deserteerden, de moed opgaven of gewoon stopten met vechten als gevolg Sherman mars dan door Grant in aanvallen werden gedood. 'Natuurlijk moet ik vechten als het er op aan komt', schreef Sherman aan zijn dochter, 'maar als er ook resultaat bereikt kan worden zonder veldslag dan geef ik daar de voorkeur aan.'

Het is waar dat Sherman er vaak van afzag om tijdens de mars slaven op te nemen in zijn leger. De vraag is of het er wat toe deed. Hij hoefde geen heel jonge, heel oude of vrouwelijke slaven,maar was primair geïnteresseerd in jonge ex-slaven voor zijn technische en pionierskorps. Dit waren de duizenden indrukwekkende zwarte soldaten die later een pad door de Carolina's zouden banen en die zo trots meemarcheerden in het defilé in Washington aan het einde van de oorlog.

Uiteindelijk had Sherman duizenden zwarten in zijn leger en had vele duizenden tijdens zijn mars de vrijheid verschaft – 25.000 volgens de beste schattingen. Zijn pogingen om de plantagecultuur van het Zuiden te vernietigen versnelden de algemene emancipatie tijdens de zes maanden die volgden op na zijn tocht door Georgia. Later vatte hij het kort samen: 'Het was dan ook mijn doel om de rebellen te verslaan, hun trots te vernietigen, hen te volgen tot op de veiligste plaatsen en te verzekeren dat ze bang voor ons waren er ons vreesden. Vrees voor de Heer is het begin van alle wijsheid. Ik wilde niet dat zij ons zouden kunnen verwijten wat generaal Hood ooit in Atlanta had gedaan, dat wij hun slaven nodig hadden gehad om hen eronder te krijgen. Maar voor wat betreft vriendelijkheid tegenover dit ras, hen aanmoedigend geduld te hebben en terughoudendheid, hen voedsel en kleding te geven, en land te verschaffend at ze konden bewerken, sta ik ervoor dat geen enkel leger ooit zoveel heeft gedaan voor dat ras dan het leger dat ik in Savannah aanvoerde.'

En de slotvraag, de meest belangrijke, was Sherman verantwoordelijk voor het kwaad van de totale oorlog die we nu zo goed kennen? Zeker niet. De beste generaals van de Unie – Thomas en Grant in het bijzonder – waren buldog niet greyhounds, en zij waren het, niet Sherman, die oorlog omvormden tot een anoniem proces van een industriële staat, waarin kanonnen, geweren en mankracht zonder terughoudendheid de hel in werden gestort, zonder te denken over gewoontes of protocol uit het verleden en zonder kans dat individueel succes of vaardigheid in het hanteren van wapens op zich de overwinning kunnen verschaffen.

Hoe oppervlakkig ter vergelijking ook is, het verschil tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog werpt enig licht op de verschillende manieren waarop Grant en Sherman het Zuiden bevochten. Het contrast is niet helemaal in het nadeel van Sherman. Van 1914 tot 1918 voerden de geallieerden, a la Grant, een vreselijke oorlog van uitputting in de loopgraven tegen de legers van de Centrale Machten die het eindelijk hun hele militaire structuur vernietigde maar hun bevolking grotendeels ongeschaad liet – en kien op het vinden van zondebokken. Nauwelijks twintig jaar later was het weer oorlog. Na de Tweede Wereldoorlog en de wrede en systematische vernietiging van Duitsland en Japan – veel verregaander dan Sherman zich had kunnen voorstellen of zou hebben toegestaan – voerde geen van beide samenlevingen nog oorlog. De vrede om Europa en Japan heeft niet twintig jaar geduurd maar al meer dan een halve eeuw. Duitse noch Japanse burgers konden na 1945 ooit de kracht van de Britten en Amerikaanse militairen onderschatten of denken dat ze niet veroverd waren maar verraden, of denken dat hun steun voor moorddadige regimes geen persoonlijke gevolgen kon hebben. Duitsers hadden heel wat meer respect – en angst – voor Patton in 1945 dat ze hadden gehad voor Pershing in 1918.

Voor Sherman was de aanval op bezit en infrastructuur dus toegestaan als het ging om een ideologische oorlog tegen anarchie, verraad en slavernij en als hij zou leiden tot een per een permanente vrede gebaseerd op principes van gerechtigheid. Voorzover terreur wordt gehanteerd als wapen in een oorlog door een democratisch leger, moet proportioneel zijn, ideologisch en rationeel. Proportioneel in de zin dat de Zuiderlingen, die gevochten om mensen als bezit te houden, hun bezit vernietigd zagen; ideologisch in dat degenen die bezit vernietigden dat deden als onderdeel van een grotere onderneming om slavernij af te schaffen die niet alleen strategisch maar ook ethisch was; en rationeel in de zin dat het in brand steken, vernietigen en doden niet willekeurig gebeurde maar een zekere logica had – vandaar dat de brand ging in spoorwegen, openbare gebouwen, grote plantages, allemaal deel van de zichtbare en vaak officiële infrastructuur van de slavengemeenschap, terwijl de miezerige huisjes van de armen en de personen van de Confederatie zelf relatief onbeschadigd bleven. Onderwerpen als leeftijd en eigendom worden vaak vergeten bij de beoordeling van Sherman's March maar opnieuw geldt dat die beslissend zijn. Sherman benadrukte geregeld zijn affectie voor 'zijn jongens' en de noodzaak om zijn leger te redden maar hij toonde zich totaal onverschillig tegenover de volwassen mensen in de Confederatie die de afscheiding hadden veroorzaakt. Mij lijkt het moreel gezien heel wat beter te verdedigen om de mensen van middelbare leeftijd en ouder, mannen en vrouwen, die de oorlog vechten voor eigendom, te laten betalen voor hun waanzin met hun bezittingen, dan de jongemannen te vernietigen, zonder eigendom en zonder veel kennis van de politieke die hun leven in gevaar had gebracht.

De historicus B.H. Liddel Hart geeft de beste samenvatting van Sherman zelf zag als echte wreedheid: 'Het was logisch hij, gebaseerd op puur logische gronden, primair een tegenstander was van oorlog; en dat hij die dan met ijzeren hardheid zou voeren; en dat hij de eerste gelegenheid zou aangrijpen om een totale vrede te sluiten. Het kon hem weinig schelen dat zijn naam door de mensen in het Zuiden werd vervloekt als hij hen maar kon genezen van hun zucht naar oorlog. En daartoe richtte hij zich doelbewust op de niet-strijdende fundamenten van de vijandige oorlogsgeest, in plaats van op het dak van de feitelijke strijders. Hij gaf er evenmin veel om dat zijn doelstellingen de conventionele code van de oorlog zou schenden, want zolang als oorlog werd gezien als een galant tijdverdrijf en de laagheid ervan werd versluierd door een ceremoniële code, zolang zou het een aura van romantiek dragen. Een dergelijke code en aura hadden er toe bijgedragen dat de strijd nog doorging lang nadat minder beleefde vormen van moord in strijd met de goede smaak geraakt waren en uit de mode.'

Wat mij ook verbaast is dat er vaak contrasten worden geschetst van Sherman en Grant – hun verschillen in strategisch denken, hun hechte vriendschap en hun gedeelde verantwoordelijkheid voor het winnen van de oorlog leiden vanzelfsprekend tot vergelijkingen die aan beide kanten kracht hebben – maar dat zelden Sherman en Lee tegenover elkaar worden gezet. Lee, die zijn leger verruïneerde door duizenden jongens in een frontale aanval te jagen op een ingegraven vijand en die zelf slaven bezat, geniet nog steeds reputatie van een tegenstribbelende, intens menselijke ridder strijdend voor een mooie zaak – State's Rights en de heiligheid van de bodem van het Zuiden – en niet simpelweg voor slavernij. Sherman die altijd beschermend was tegenover zijn soldaten en die duizenden slaven in Georgia bevrijdde, wordt vaak gezien als een moorddadige strijder die niet vocht voor vrijheid maar voor federalisme en het bestraffen van verraad.

Zoals Sherman vaststelde, gebruikte Lee de verkeerde strategie voor een Zuiden dat minder mensen en minder materiaal had, met een vreselijk aantal slachtoffers als gevolg; de marsen van Sherman daarentegen kwamen op natuurlijke wijze voort uit de materiële en menselijke overmacht van het noorden en braken zo het hart van de Confederatie, zonder veel doden aan beide zijden. Lee dacht, onterecht, dat de Unie-soldaten niet zo goed zouden vechten als die van de Confederatie; Sherman had goed gezien dat de vernietiging van de eigendommen van het Zuiden de hele Confederatie omver zou gooien. De een joeg nog duizenden hun dood tegemoet op een moment dat de zaak duidelijk was verloren; de andere vernietigde miljoenen dollars aan bezit om een einde te maken aan het bloedvergieten. En toch krijgt Sherman, die vocht aan de winnende zijde, die op een abstracte manier dood en terreur beloofde, die er onverzorgd uitzag, graag praatte en recht voor zijn raap was, meestal kritiek; Robert E. Lee, die de Lost Cause belichaamt, die schreef over eer en opoffering, en die er keurig uitzag, elegant en welgemanierd, wordt heilig verklaard. Historici zouden er beter aan doen te bekijken wat beide heren deden in plaats van wat ze verkondigden.

Het meest indrukwekkende standbeeld van Sherman, een beeld van de generaal tijdens zijn marsen, te paard en vijftien meter hoog, staat nog steeds in Washington D.C. in een klein, mooi parkje bij Fifteenth en Pennsylvania Avenue, tussen het Treasury Department en de Ellipse. Er zijn niet veel mensen in Washington die het kennen en de mensen die in park hun lunch opeten, lijken zelden dicht bij het beeld te komen. Als ze dat wel deden zouden ze ontdekken dat aan de noordzijde van de granieten sokkel, onder de generaal te paard, Shermans eigen verklaring staat dat er maar één juiste doelstelling van strijd was, namelijk om een betere samenleving te bereiken: 'War's Legitimate Object Is More Perfect Peace.'