Amerikaans bier

Wat hebben die emigranten met hun bier gedaan? Oftewel, hoe komt het dat het meeste Amerikaanse bier zo vreselijk smaakt? Gelukkig is er verbetering de laatste jaren, nu Sam Adams landelijk wordt gedistribueert en ieder stadje wel een microbrewery heeft. Maar toch, het verhaal waarom de grote brouwerijen zo'n flauw drankje brouwen, blijft interessant.
Het waren Engelse, Duitse, Ierse en andere Europese emigranten die de bierproduktie in de Verenigde Staten op poten zetten. Hoe komt het dan dat Amerikaans bier zo heel anders smaakt dan Europees bier? Rijst en maïs bieden een deel van het antwoord, maar het land heeft ook een ander consumptiepatroon. Het Amerikaanse bier is meegegroeid met het land.

Ik durf te wedden dat u niet weet dat de Verenigde Staten tweemaal zoveel bier produceren dan welk ander land ook. Vermoedelijk heeft u zich evenmin ooit gerealiseerd dat miljoenen liters van dat bier hun weg vinden over de hele wereld. Goed, die achterstand in kennis hebben we nu weggewerkt.

Ik vermoed dat u deze prestaties zult toeschrijven aan de Amerikaanse vaardigheid om zowat alles, dus ook bier, in enorme hoeveelheden te produceren en met succes te marketen. De gedachte dat Amerikaans bier van wereldklasse is, en dat daarin de reden ligt voor dit succes, zal zich niet onmiddellijk opdringen. Uiteindelijk heeft Amerikaans bier bij Europeanen een slechte naam: licht lagerbier met te veel koolzuur – dit laatste althans bij blik- en flesbier, want tapbier, bijvoorbeeld in een pitcher, bevat zelden enig bubbeltje.

Amerikanen zijn trots op hun bier. Al vanaf het begin van de kolonisatie was bier een belangrijk onderdeel van de Amerikaanse cultuur en geschiedenis. En, zo ver durf ik wel te gaan, anders dan de meer gerespecteerde bieren in Duitsland of België, is Amerikaans bier meegegroeid met de natie. Het heeft zich ontwikkeld, zoals de natie zich ontwikkelde.

Welbeschouwd is Amerikaans bier een produkt van de oorlogen die we voerden, van economische veranderingen, van industrialisering, van immigratie en van de altijd aanwezige Amerikaanse hang naar moralisme. En, like it or not, net als jeans en rock-muziek speelt Amerikaanse stijl bier een steeds grotere rol in een dorstige wereld – en Amerikaanse brouwerijen spelen daar uiteraard op in.

Op het oorlogspad

'Het is gewoon zo dat we types bier maken die de meeste mensen graag drinken', stelt Jim Koch, eigenaar en meesterbrouwer van de Boston Beer Co. Koch is een van de vele honderden micro-brouwers die de laatste jaren een nieuwe markt schiepen voor bieren die zwaarder zijn en meer karakter hebben dan gebruikelijk is in Amerika. Volgens Koch is licht bier geen unicum voor de Amerikaanse markt. 'Europeanen zullen het niet graag toegeven, maar wat hier in de Verenigde Staten een jaar of vijftig, zestig geleden gebeurde, en wat leidde tot lichtere bieren, zie je nu in Duitsland en heeft zich al in Engeland voltrokken.'

De Verenigde Staten importeren nog steeds driemaal zoveel bier als ze exporteren, maar de afgelopen jaren steeg de export en daalde de import. Sinds 1988 is de hoeveelheid geïmporteerd bier met vijftien procent gedaald tot ongeveer 19,5 miljoen hectoliter, terwijl de export met 71 procent steeg tot 6,1 miljoen hectoliter. Die export zal ongetwijfeld verder stijgen, aangezien de Amerikaanse brouwerijen op het oorlogspad zijn en het gebrek aan binnenlandse groei proberen te compenseren met uitbreiding van hun buitenlandse markten.

Veel soepeler

Okay, toegegeven, commercieel succes is geen garantie voor kwaliteit. Maar Amerikaanse bierliefhebbers geloven dat bierdrinkers zelf de kwaliteit wel bepalen. 'Ik weiger te accepteren dat Amerikaans bier niet goed zou zijn', zegt Henry King, de directeur van de Brewers Association of America. 'Amerikaans bier is nog steeds het meest verkochte bier ter wereld – niemand komt in de buurt.'

Een probleem bij het beoordelen van Amerikaans bier is de complexe terminologie. Als Amerikanen het over bier hebben, dan doelen ze meestal op lagers. Dat betekent, in dit geval, dat het gaat over verre afstammelingen van de pilsners, een goudbruin droog lager uit Midden-Europa dat bekend stond om zijn volle smaak en zijn droge afdronk. Hoewel ze voortkomen uit deze traditie, zijn soorten als Budweiser, Miller, Schlitz, Pabst en Coors, die nu de markt domineren, veel lichter en veel minder vol van smaak. De reden is, onder meer, dat ze de gerst hebben vervangen door maïs en rijst, en over het geheel genomen minder hop gebruiken.

'Het is duidelijk dat Europees bier veel voller is', geeft Steve Burrows toe. 'Maar', zo vervolgt de vice-president for international marketing van Anheuser-Busch in St. Louis – de grootste brouwer ter wereld en onder meer de producent van Budweiser – 'al is Amerikaans bier inderdaad lichter, het is ook minder bitter en veel soepeler te drinken.'

De meeste bieren bevatten ook minder alcohol, hoewel dat sterk verschilt per producent en zelfs per regio. Terwijl sommige staten de alcohol tot vier volumeprocenten beperken, bevatten de meeste lagers tussen de 4,5 en 4,8 volumeprocenten. Europese lagers bevatten meestal vijf procent.

Maar Amerikaans bier beperkt zich niet tot lagers. Sterker, wat we in Amerika op ons biermenu hebben staan, is heel wat meer divers dan de meeste buitenlanders en zelfs veel Amerikanen zich realiseren. Inderdaad domineren de grote producenten de markt met hun traditionele lichte en ultralichte lagers. Met z'n drieën zijn Anheuser-Busch, Miller en Coors goed voor 75 procent van de markt.

Maar de invloed groeit van microbrouwerijen en pubs die hun eigen bier tappen. Zij dwingen de grote drie nu ook een traditioneel palet te produceren van ales, stouts en porters. Net als Europese bieren hebben die allemaal een steviger smaak en meer alcohol dan de lagers. Ale is bijvoorbeeld veel fruitiger en bitterder dan lagers, terwijl stouts (Guinness bijvoorbeeld) bijzonder zwaar en donker zijn, en flink wat alcohol bevatten. Porters liggen qua smaak en dronk tussen beide in.

Bierdrinkende Pilgrims

Europeanen zijn natuurlijk al heel wat langer met bier bezig dan wij Amerikanen. Toch was bier geen nieuwe drank voor Amerika. Sterker, er was al bier in Amerika voor het Amerika was. Niemand minder dan Christopher Columbus rapporteerde dat de Indianen van het Caribisch gebied een soort bierdrank brouwden van maïs of graan, gecombineerd met het sap van de berkeboom, wilde gist en water.

Een eeuw later beriepen Engelse kolonisten in de Nieuwe Wereld zich erop dat de ale die zij maakten van maïs uit Virginia minstens zo goed was als Engelse ale. Tegen het begin van de zeventiende eeuw werd nadrukkelijk gerst geplant om bier van te maken, en werd immigranten aangeraden gemoute gerst mee te brengen, om meteen aan de gang te kunnen gaan. Bier werd pas echt belangrijk voor de Amerikaanse cultuur vanaf 1620, toen de Pilgrims arriveerden. Het plan voor hun nu zo beroemde trip werd gewijzigd vanwege de behoefte aan bier. De Pilgrims kwamen aan land in Massachusetts in plaats van in Virginia. Het logboek van de Mayflower geeft daarvoor als reden: 'We hadden geen gelegenheid meer om verder te zoeken of te overwegen, aangezien onze proviand zo goed als op is, vooral ons bier.'

Naarmate de zeventiende eeuw vorderde, werd bier steeds belangrijker. Bier was uiteindelijk vaak een gezondere drank dan water, gegeven de belabberde staat van de hygiëne in koloniaal Amerika. De Nederlanders speelden een grote rol bij het opzetten van de eerste brouwerijen van het land. Peter Minuit, de Nederlander die vooral bekend is omdat hij Manhattan van de Indianen kocht, opende in 1622 Amerika's eerste pub. Tien jaar later hadden de Nederlanders van het brouwen een florisante bedrijfstak gemaakt in de regio New York/New Amsterdam.

Founding fathers

Met het toenemen van de revolutionaire koorts, werd men dorstiger. Veel founding fathers waren toegewijde bierdrinkers en maakten zelfs hun eigen bier: George Washington, Thomas Jefferson en Ben Franklin. Hoewel hij niet veel dronk, hield Washington van porters. Hij had zijn eigen recepten ontwikkeld. De generaal was zich ook bewust van de noodzaak om het moreel van de troepen tijdens de revolutie hoog te houden. Zijn mensen mochten ondervoed zijn en een chronisch tekort hebben aan wapens, Washington zorgde er wel voor dat ze de hun toekomende quart ale per dag kregen.

Zoals altijd was Jefferson fanatieker. Na zijn presidentschap keerde hij in 1809 terug naar Monticello, zijn huis in Virginia. Hij bouwde daar niet alleen zijn eigen brouwerij, maar speelde zelfs met de gedachte van een grote, landelijk opererende brouwerij. Trots verkondigde Jefferson dat hij 'onlangs een brouwer was geworden voor thuisgebruik, mede dankzij de instructie die hij had gekregen van een uitstekende Engelse brouwer.' Jefferson verwachtte dat het brouwen van bier een groei-industrie zou worden in zijn nog jonge natie.

Immigranten

Jefferson zag het goed, want aan het begin van de negentiende eeuw werd het brouwen van bier big business. Het ministerie van Financiën meldde in 1810 dat er 132 brouwerijen waren, die jaarlijks 185.000 hectoliter produceerden met een gezamenlijke waarde van een miljoen dollar. Maar er waren veranderingen op til.

Onder de immigranten bevonden zich namelijk steeds meer brouwers uit Duitsland, Ierland, Engeland en Nederland. Zij zouden de bedrijfstak enorm stimuleren door steeds grotere brouwerijen en distributienetwerken op te zetten. Daarnaast introduceerden ze ook nieuwe soorten bier, met name lagers, die de populariteit uitholden van de zware ales en stouts, en die de smaak van de Amerikaanse bierdrinkers voorgoed veranderden. De lagers die ze maakten, waren heel wat zwaarder dan die we nu kennen, maar het was de eerste stap naar lichtere bieren.

Tegelijkertijd ontstond een ander typisch Amerikaans fenomeen: de anti-drankbeweging. De brouwers en de drinkers van bier zouden er sterke invloed van ondervinden. De eerste activisten waren al bezig tijdens de Amerikaanse revolutie, maar de beweging kwam pas goed op gang in de jaren dertig van de negentiende eeuw. Toen werden er overal landelijke bijeenkomsten gehouden, gewijd aan het veranderen van de Amerikaanse drinkgewoonten. Het zou nog een decennium duren voordat hun invloed echt voelbaar werd, maar zelfs deze voorzichtige aanzetten duwden de bierdrinkers in de richting van pilsner lagers met minder alcohol.

Deze ontwikkelingen konden niet verhinderen dat de jaren naderden die nu de Gouden Eeuw van het Bier genoemd worden. Tussen 1850 en 1920 groeide de bierproduktie en -distributie enorm. Daarmee was de basis voor de biermarkt van nu gelegd.

De groei in de bierindustrie trok steeds meer belangstelling van de federale overheid. Tijdens de Burgeroorlog zaten de noordelingen bijvoorbeeld zo om geld verlegen, dat ze brouwers aansloegen voor een dollar per vat. De belasting leidde ertoe dat de brouwers de handen ineensloegen. Ze wisten de belasting verlaagd te krijgen tot zestig cent per vat, maar het was een precedent dat de ontwikkeling van de bierproduktie en -consumptie danig zou beïnvloeden.

Concentratie

De produktie van bier nam niet alleen explosief toe, zij trok ook westwaarts. Dankzij de ontwikkeling van de spoorwegen en uitvindingen op het gebied van opslagtechnologie, konden de grote brouwerijen de grote volksbeweging naar het westen gemakkelijk volgen. Daardoor konden ze nationaal actief blijven en uiteindelijk kwamen er een paar giganten bovendrijven, waaronder Pabst, Schlitz, Miller en Anheuser-Busch. Naarmate de industrie verder groeide, drukten deze grote ondernemingen de kleine bedrijven uit de markt.

Zo was de totale produktie van bier tegen 1910 gestegen tot 125 miljoen hectoliter, maar het aantal brouwers was sinds de Burgeroorlog meer dan gehalveerd tot zo'n 1500. De grote brouwerijen werkten niet alleen kun kleinere concurrenten uit de markt, ze begonnen ook de gelegenheden over te nemen waar bier werd geconsumeerd: saloons, biertuinen, tavernes en restaurants. Al snel hadden ze de hele markt onder controle. Tegelijkertijd met deze concentratie, versmalden de grote brouwerijen hun assortiment tot vooral pilsners.

Drooglegging

Vanaf het begin van de twintigste eeuw kreeg de bierindustrie ook te maken met de heropgeleefde drankbestrijders. Helaas voor de biermakers en de bierdrinkers, was niemand echt bereid om echt met hen het gevecht aan te gaan. Zelfs Theodore Roosevelt, die zelden een kloppartij uit de weg ging, gaf er de voorkeur aan de prohibitionisten te negeren.

Hij zou er nog spijt van krijgen, want vlak na de Eerste Wereldoorlog werd het drankverbod vastgelegd in een amendement in de Amerikaanse Grondwet. Dat het zover kwam, lag mede aan sterk anti-Duits sentiment in de Verenigde Staten. De voorstanders van prohibitie wisten dat vakkundig te sturen in de richting van de grote Duits-Amerikaanse brouwers. De prohibitie, zoals die was neergelegd in de Volstead Act, verbood de produktie en de consumptie van alcoholische dranken. De Verenigde Staten was de facto een 'droog' land geworden.

De Volstead Act leidde tot de sluiting van alle Amerikaanse brouwerijen. De heel grote ondernemingen zoals Anheuser-Busch, Pabst en Schlitz verlegden hun activiteiten naar andere produkten – chocolade, zoetwaren, ontbijtwaren en biersubstituten. Duizenden kleinere brouwerijen konden dat niet. Zij sloten voorgoed hun deuren, en daarmee verdween een rijke ervaring in de bierbrouwerstraditie.

De drooglegging duurde dertien jaar, maar het vergde nog eens twintig jaar voordat de bierbedrijven hun vooroorlogse produktieniveau evenaarden. Het aantal brouwers was ongeveer de helft van dat van vòòr de prohibitie. Bovendien gebruikte de overheid de gelegenheid om zware belastingen door te voeren in de postdroogleggingsjaren, waardoor zowel de totale consumptie als de winstgevendheid achterbleven.

Rantsoen

Ook de Tweede Wereldoorlog had een grote invloed op de ontwikkeling van de bierindustrie. Tussen 1940 en 1945 steeg de produktie met 25 procent tot 166,8 miljoen hectoliter. De overheid claimde dat bier noodzakelijk was voor het moreel, en stimuleerde de produktie door sommige werknemers van de brouwerijen speciale vrijstellingen te geven. Maar het bier dat in de jaren veertig werd gemaakt, leek in vrijwel niets op het oude produkt. Dit was de tijd dat de eerste, echt lichte lagers in de Verenigde Staten werden geïntroduceerd.

De reden was uiteindelijk eenvoudig. Door de oorlog viel gerst onder de rantsoenregels, waardoor de brouwers hun toevlucht moesten nemen tot rijst en maïsprodukten. De Amerikanen raakten gewend aan dit lichte, dunne bier.

Vrede leidde niet tot de terugkeer van de oude gewoontes. De brouwers was het niet ontgaan dat de nieuwe, lichte produkten goedkoper waren dan hun voorgangers. Ze hadden dan ook geen belang bij het ondermijnen van de nieuwe smaak die de voorkeur gaf aan licht bier. En die vraag was enorm, dus waarom zouden ze terugkeren naar de zware gerstbieren van voor de oorlog?

Het was ook niet moeilijk om met zijn allen dit nieuwe bier te handhaven: de bierindustrie bestond uit steeds minder bedrijven. Tegen het midden van de jaren zeventig waren er nog vijftig brouwerijen actief in de Verenigde Staten. Tien jaar later controleerden de top-vijf brouwerijen zo'n 94 procent van de markt.

Stomdronken

Tot voor kort hoefden deze gigantische brouwers zich helemaal geen zorgen te maken over het ontwikkelen van nieuwe produkten. Ze konden al hun energie (en geld) stoppen in het vergroten van hun marktaandeel. Winstgroei sprak haast vanzelf, want tientallen jaren groeide de bierconsumptie zonder er iets voor te doen. Amerikanen waren dol op bier, en ze dronken steeds meer, vooral teenagers en jonge volwassenen. Stomdronken worden op met bier overgoten feesten, was een vast onderdeel van het proces van opgroeien voor Amerikanen – de film Animal House geeft er een aardig beeld van.

Het enige nieuwe dat de bedrijfstak in de jaren zeventig kon bedenken, was de ontwikkeling van 'light' bier – alsof het nog niet erg genoeg was. Het ging om bieren met weinig calorieën, dunner en wateriger dan de gewone varianten. Het succes ervan lag vooral aan de trend naar gezond leven die de Amerikanen overviel. Maar het had ook te maken met een verandering in het Amerikaanse voedsel. Naarmate dat lichter werd, kwamen lichtere bieren ook meer in zwang.

Stagnerende groei

De bierindustrie heeft echter ontdekt dat stilstand gevaarlijk was. De afgelopen tien jaar hebben de brouwerijen hun produktlijn helemaal moeten heroverwegen, zowel in binnen- als in buitenland. Amerikanen drinken nog steeds een behoorlijke plas bier, maar de groei is er wel uit. In de jaren tachtig steeg de bierconsumptie met gemiddeld een half procent per jaar. Op het ogenblik stagneren de verkopen van de grootste brouwers, net als de consumptie per hoofd van de bevolking.

Ook de consumptie per hoofd is de afgelopen tien jaar gedaald: Amerikanen drinken nu 87 liter per jaar, zo'n zes procent minder dan tien jaar tevoren. Wereldwijd komen de Amerikanen daarmee op een dertiende plaats, net achter de Nederlanders, maar op grote afstand van de Duitsers, Tsjechen, Denen en Oostenrijkers.

Dat Amerikanen minder drinken, heeft een aantal redenen. Bier is duurder nu, aangezien er opnieuw een aantal belasting- verhogingen op federaal niveau op zijn losgelaten. Verder is er de demografische verschuiving, waardoor steeds minder Amerikanen behoren tot de leeftijdsgroep van de zware bierdrinkers, die van 21 tot 35 jaar. Mensen drinken sowieso minder, omdat overmatig drankgebruik niet meer wordt getolereerd. Ook zijn de straffen op beschonken rijden zodanig verhoogd, dat het een stevige rem zet op de consumptie.

Traditioneel produktaanbod

Ook krijgen de grote brouwerijen concurrentie van micro-brouwerijen en de brewpubs (pubs die hun zelfgebrouwen bier verkopen). De trend werd gezet door merken als Anchor Steam in San Francisco, The Boston Beer Co. in Boston, Sierra Nevada Brewing in Californië en Redhook Ale Brewery in Washington State. Zij bieden de bierdrinker weer een traditioneel produktaanbod van ales, stouts en porters, kenmerken zich door een kleinere, en een beperkt distributienetwerk – met het doel om vers bier af te leveren.

'De opkomst van de speciaalbieren is meer dan een trend', zegt Henry King van de Brewers Association. 'De mensen willen echt iets anders.' Boston Beer maakt bijvoorbeeld elf soorten bier, en hun topprodukt, Samuel Adams, wordt geregeld bekroond als het beste bier in de Verenigde Staten. The Wynkoop Brewery Co. heeft een nog grotere variëteit, dertig bieren, waaronder meads. Maar die kun je bijna alleen maar krijgen in hun pub annex restaurant in Denver, Colorado. 'Amerikanen zijn het bier aan het herontdekken, dat is zeker', zegt Russel Schehrer, de eigenaar van Wynkoop. 'We hoefden niet meer te doen dan onze deuren te openen, en de klanten renden naar binnen.'

Noch de microbrouwerijen, noch de brewpubs (zo'n 350 bij elkaar) zijn een regelrechte bedreiging voor de grote bedrijven. Maar ze zitten wel in het snelst groeiende segment van de bierindustrie, waar bovendien premium-prijzen worden betaald. Op het ogenblik nemen ze ongeveer één procent in van de markt, en volgens de experts kunnen ze doorgroeien tot drie à vier procent.

Heineken

Tot de opkomst van de speciaalbieren moesten Amerikanen die voller bier wilden, hun toevlucht nemen tot importbieren. Het marktaandeel groeide gestadig in de jaren tachtig, geleid door Heineken, Guinness en Bass. Sindsdien is de vraag naar deze bieren teruggelopen. Ze hebben nu een marktaandeel van ongeveer één procent.

De grote brouwers zijn inmiddels wakker geschrokken. Miller heeft twee nieuwe produkten gelanceerd: Clear Beer en Miller Reserve Amber Ale. Andere grote bierproducenten hebben graanbieren op de markt gebracht, seizoengebonden bieren, en speciaalbieren zullen niet lang op zich laten wachten. Bij Miller weten ze heel goed dat hun Amber Ale zal moeten opboksen tegen 'iedereen die een behoorlijke ale maakt'. Dat betekent importbieren zoals Bass, maar ook nieuwe binnenlandse bieren, zoals Samuel Adams.

Koch van de Boston Beer Co., de producent van Adams, is niet kapot van de nieuwe richting die de grote brouwers zijn ingeslagen. Toch maakt hij zich geen zorgen dat ze zullen terugkeren naar de wortels van het Amerikaanse bier maken, en hun pilsnertraditie zullen verzaken. 'Ze zijn erg goed in wat ze doen', zegt Koch, 'en dat is massaproduktie van licht bier. En al is Miller's Amber Ale voor hen een hele vooruitgang, het is toch een bier voor beginners. Je zou het een trainings-versie van Samuel Adams kunnen noemen.'

Jonge drinkers

Nu geloof ik niet dat Europeanen veel training nodig hebben, en bovendien zal het bier dat Amerika exporteert eerder Bud of Coors zijn dan Sam Adams. De grote brouwers willen juist van hun Amerikaans zijn een verkoopargument maken, en zich zo verbinden met succesvolle Amerikaanse produkten als Levi's jeans en McDonald's.

Hun doelgroep is dan ook de groep jongere drinkers die hun smaak nog niet volledig hebben gevormd, maar graag een ander bier drinken dan hun vader. En dan zijn er natuurlijk de vele toeristen die in de Verenigde Staten met hun eerste ijskoude Budweiser of Miller Lite werden geconfrontreerd, en dat graag willen voortzetten in Europa. Zo bezien zijn er nog grote onontgonnen markten buiten Amerika, en als ik er mijn geld op zou moeten zetten, dan denk ik dat Amerikaanse bier over tien, twintig jaar wereldwijd minder uit de toon zal vallen dan men nu denkt dat het doet. Zoals presentator Jay Leno van de Late Show zei, toen zijn programma voor het eerst op Superchannel werd uitgezonden: 'We hebben onze cultuur geruïneerd, en nu komen we dat bij jullie doen.' Bierbrouwers zeggen het niet, maar ze denken zo ongeveer hetzelfde.