William Taft

1909-1913

Historische waardering: plaats 22

Zwakke zwaargewicht

Als ik iemand Mr President hoor zeggen’, zei William Howard Taft eens, ‘dan kijk ik om me heen waar Roosevelt is.’ Het is een mooie anekdote over de opvolger van Theodore Roosevelt: Taft wist zich eenvoudigweg nooit te onttrekken aan de schaduw van zijn voorganger. De moddervette Taft, die hield van golf en tijdens vergaderingen vaak een dutje deed, was een uitstekend administrateur maar een belabberd politicus. In sommige opzichten boekte Taft meer resultaten dan zijn voorganger, zoals in het vervolgen van grote ondernemingen voor het breken van antitrust regels, maar als politicus wist hij er niets mee te doen.

Het leek wel of Taft verzet aantrok, als een magneet. Waar Roosevelt met sluw manoeuvreren en op basis van onwrikbaar zelfvertrouwen gedaan kreeg wat hij wilde, en in elk geval de lof opeiste voor wat eruit kwam, daar kreeg Taft altijd kritiek. Hij deed het nooit goed. Zo ging hij het gevecht aan met de autocratische Speaker van het Huis van Afgevaardigden, Joe Cannon, die gewend was zijn zin te krijgen. Eerst liet Taft Cannon zijn gang gaan bij het beïnvloeden van benoemingen, daarna probeerde hij hem te dwarsbomen. Cannon was woedend over de benoeming van niet-partijgenoten en zei over Taft dat als de president Paus zou zijn, hij zeker een paar protestanten in het College van Kardinalen zou benoemen. Als ze maar kwaliteit hadden, zou Taft zeggen, maar anders dan een hervormer als Grover Cleveland was dat niet voldoende.

William Howard Taft was door Roosevelt hoogstpersoonlijk als opvolger gekozen. Taft had carrière gemaakt in het recht en daar lag ook zijn grote liefde. Onder Roosevelt had Taft het verder erg goed gedaan als Gouverneur van de Filipijnen, Amerika’s nieuwste kolonie, en vooral als minister van Oorlog. In die laatste functie was hij de troubleshooter van Roosevelt geweest.

President Roosevelt had in 1905 vastbesloten verkondigd dat hij na die termijn zou vertrekken, ook al was dat helemaal niet nodig – hij kon zonder het tweetermijnen-precedent te schenden nog een keer kandidaat zijn in 1908. Waarschijnlijk had Theodore er spijt van zodra hij het had gezegd, maar hij hield zich er wel aan. Tijdens een gesprek in het Witte Huis met Taft en diens ambitieuze vrouw, zei Roosevelt stroperig: ik zie een mooie positie in het verschiet. ‘Het Supreme Court’, mompelde Taft. ‘Het presidentschap’, riep zijn vrouw.

Het werd het Witte Huis. Bij de verkiezingen van 1908 haalden de Democraten nog één maal hun oude warhorse William Jennings Bryan van stal, de vuurspuwende populist uit Nebraska. Maar Bryan was geen schim meer van de fantastische spreker die in 1896 de conventie in vuur en vlam zette, en de tijden waren veranderd: die verdraaide Republikein Roosevelt had een groot deel van de programmapunten van de Democraten uitgevoerd. Taft won moeiteloos.

 

Maar eigenlijk wilde Taft de baan niet. Hij had geen enkel gevoel voor de theatrale aspecten van het presidentschap waarvan Roosevelt zo goed gebruik maakte. Taft was een goede organiseerder en als beleidsmaker deed hij het niet slecht, maar hij leed onder het syndroom waaraan opvolgers van populaire twee termijnpresidenten meestal lijden: hij was niet meer dan een zwakke afspiegeling van het origineel. Taft was geen goede politicus, slecht in het spel en in de vorm. De president vergat namen, hield niet van handen schudden, niet van leugentjes om bestwil. Hij was enorm goed in precies het verkeerde te zeggen. Taft had er geen lol in, terwijl Teddy er altijd van had genoten.

Niettemin boekte hij aardige successen: hij begon de postpakketdienst en een spaarplan via de post, hij zette het ministerie van Arbeid op en voerde de achturige werkdag in, breidde de rechten van ambtenaren uit, deed meer aan antitrust vervolging dan Roosevelt en ging verder met diens campagne om de natuur te beschermen. Bovendien stemde hij in met twee belangrijke amendementen op de grondwet: het instellen van een federale inkomstenbelasting en de directe verkiezing van senatoren (in plaats van hun benoeming door de staatsafgevaardigden, wat vaak leidde tot corruptie). In zijn weigering een veto uit te spreken over de hogere importtarieven die Republikeinen weer eens door het congres loodsten, ten nadele van de gewone man, lieerde Taft zich nadrukkelijk aan de zakenvleugel van zijn partij.

Door zijn omvangrijke verschijningsvorm was Taft een plezierig doelwit voor critici en cartoonisten. Hij was de zwaarste man die ooit in het Witte Huis woonde en speciaal voor hem moest een grotere badkuip aangelegd worden. Men grapte in Washington hoe beleefd de president wel niet was: als hij in de tram opstond, maakte hij altijd plaats vrij voor drie dames. Misschien verklaart Tafts omvang zijn traagheid en een zekere mate van luiheid, maar het kan ook zijn dat de tegenstelling met de dynamische spierballenroller Roosevelt te groot was. Taft was overigens geen fstandelijk man: hij had een goedaardigheid en uitstraling van bonhomie die bij zijn omvang paste. Hij liet zijn koe Pauline grazen op het gazon van het Witte Huis en iedereen kon bij hem binnenlopen.

In de loop van zijn termijn schiep Taft een extra probleem door Roosevelt op de tenen te gaan staan. Zo voelde de ex-president die het voetlicht miste, het althans aan. Na terugkeer van de jacht op groot wild in Afrika, nam Theodore zijn opvolger onder vuur. Het ging van kwaad tot erger en toen de Republikeinen Roosevelt weigerden de nominatie te geven, begon hij voor zichzelf. Hij organiseerde een alternatieve conventie, waar hij verklaarde zich zo sterk te voelen als een Bull Moose – een eland-stier. Zo werd de Bull Moose partij geboren, die als derde partij meedeed aan de verkiezingen van 1912.

De Republikeinse kiezers raakten ernstig verdeeld tussen Taft en Roosevelt en zo konden de Democraten, voor het eerst sinds 1892, het Witte Huis veroveren. Dat lukte met een minderheid van de stemmen, want Taft en Roosevelt samen haalden één miljoen meer dan Wilson. Roosevelt scoorde de beste derdepartij resultaten die ooit zijn vertoond. Maar ja, Woodrow Wilson ging met het presidentschap aan de haal. Nu was dat niet helemaal tot ongenoegen van Taft, die toch niet erg gelukkig was in het Witte Huis.

De president verdween in de coulissen, net als Roosevelt trouwens. Als ex-president zou Taft tot 1921 moeten wachten tot de volgende Republikeinse president hem benoemde tot Chief Justice van het Supreme Court, waar hij eindelijk zijn stek vond. Hij amuseerde zich uitstekend en schreef zijn over het geheel genomen conservatieve opinies tot zijn dood in 1930. In de geschiedenisboeken komt Taft nauwelijks voor – ‘Ik kan me niet eens meer herinneren dat ik ooit president was’, zei Taft vlak voor zijn dood, en hij was niet de enige.

Taft was typisch zo’n overgangsfiguur, een opvolger zonder eigen kracht. In die zin past hij bij de ex-vice-presidenten die zelf niet erg succesvol zijn: Martin Van Buren en George Bush. De geschiedenis van deze heren vertelt dat zelfs als Al Gore het Witte Huis zou winnen, hij historisch gezien weinig kans heeft op een succesvol presidentschap.

Klik hier voor een link naar de Library of Congress en een filmpje van Taft, op bezoek in Panama.