Bill Clinton

1993-2001

Historisch: plaats 21

Een gemiste kans

Tijdgenoten kunnen geen oordeel vellen over een zittende president. Bill Clintons populariteit was gedurende zijn laatste jaar onverminderd hoog, maar de ervaring leert dat daaraan weinig valt af te lezen. Misschien formuleerde een van de Republikeinen die Clinton wilde opvolgen, Senator John McCain, het wel het meest treffend: “Clintons presidentschap was een gigantische gemiste kans”. Zijn populariteit ten spijt, dachten na acht jaar Clinton ook veel van zijn supporters er zo over, terwijl zijn tegenstanders blij waren dat er zo weinig veranderd was. Acht jaar lang draaide de economie als nooit tevoren. Er was ruimte voor het aanpakken van de vele structurele problemen die Amerika blijven plagen: vervallen binnensteden, armoede, slecht onderwijs, beperkte gezondheidsvoorzieningen en onuitroeibaar racisme.

Clinton ging ambitieus en optimistisch van start. Hij had een zittende president verslagen en kon dus bogen op een mandaat voor verandering. Nog voor de inauguratie haalde Clinton een heel arsenaal van deskundigen bijeen om hem de nodig input te geven. Toch had de president bij zijn aantreden weinig nauwkeurig omschreven programmapunten. Hij had de neiging om waslijsten met plannen op te sommen zonder duidelijke prioriteiten te stellen.

Een uitzondering was de herziening van het systeem van gezondheidszorg dat meer dan twintig procent van bevolking onverzekerd liet. Er was ook een enorme meerderheid onder de bevolking die hervorming wenste en om aan te geven hoe belangijk ook de president het vond, benoemde Clinton zijn ambitieuze vrouw Hillary tot leider van dit project.

Opmerkelijk was dat Clinton in zijn eerste jaar veel van dezelfde fouten maakte als zijn laatste Democratische voorganger Jimmy Carter. Hij overlaadde de wetgevende agenda, waardoor tegenstanders zijn voorstellen één voor één konden afschieten, hij nam uitgesproken standpunten in die niets dan kritiek opleverden zoals het homo-beleid in het leger, hij was traag met het voordragen van mensen voor politieke benoemingen en liet kandidaten die op het intens partijdige Capitol Hill in de problemen kwamen, snel vallen. Bovendien omringde hij zich met een Arkansas-maffia die de attitude versterkte dat de Clintons Washington wel eens even zouden opruimen. Het was geen recept om politieke vrienden te maken. Clinton verdiende de eeuwigdurende haat van de Bush-aanhangers door te suggereren dat hij de schandalen van die regering wel zou opruimen, een opmerking die iets verklaart van het ressentiment in Republikeinse kring. Zijn regering was pas laat in de zomer van 1993 op orde.

Clinton was een briljant politicus, maar alleen hij zich daarvoor inzette en vooral als hij onder druk stond. Hij was ook ongedisciplineerd en slordig en al te vaak erop uit om door iedereen aardig gevonden te worden. Afgeleid door veel bijzaken zoals de opwinding over de homo’s en zijn benoemingen, moest Clinton zich in het eerste jaar vooral concentreren op het begrotingsbeleid. In plaats van een belastingverlaging voor de middenklasse, zoals hij had beloofd, en een arsenaal aan overheidsprogramma’s sloot Clinton een deal met het congres: hogere belastingen waardoor de tekorten zouden teruglopen en geen dure nieuwe programma’s. De ironie is dat dit baanbrekende akkoord de grondslag legde voor Clintons economische succes maar de fundamenten wegsloeg onder de rest van zijn plannen. Met name de hervorming van de gezondheidszorg leed daaronder. Door zijn vrouw te benoemen tot coördinator had hij haar tot mikpunt gemaakt van kritiek die anders niet zo snel op een net aangetreden president zou neerdalen. Hillary Clinton verergerde dat door het Congres buiten haar plannen te houden en uiteindelijk met een plan te komen dat zo gecompliceerd was (en omslachtig) dat haar tegenstanders het gemakkelijk als big-government konden neerhalen. Vanwege de begrotingsperikelen werd de lancering ook zo lang uitgesteld dat tegenstanders zich konden groeperen en het tij voor hervorming verliep. Het resultaat was dat er niets gebeurde.

Ernstiger voor Clinton, algehele onvrede met het bepaald onfrisse partijgebeuren in Washington, stuurden de kiezers in 1994 een groot deel van het Democratische Congres naar huis. Voor het eerst sinds Eisenhower kregen de Republikeinen, onder leiding van de agressieve Newt Gringrich, de meerderheid in zowel het Huis van Afgevaardigden als in de Senaat. Het was een klap in het gezicht van de president, die gereduceerd was tot een stamelend uitgesproken: “de president doet er nog wel degelijk toe”.

Gelukkig voor de president boden de overmoedige Republikeinen, die dachten dat ze op basis van hun conservatieve programma hadden gewonnen in plaats van door onvrede, Clinton de kans terug te komen. Eind 1995 liepen begrotingsonderhandelingen tussen het Witte Huis en het Congres vast. In december moesten veel overheidsdiensten hun deuren sluiten omdat er geen begroting was voor hun werk. De Republikeinen dachten zo druk op Clinton te zetten, maar diens politieke brille draaide de bordjes om: de bevolking was niet gediend van partijpolitieke spelletjes met hun overheid.

Clinton ging meteen door met het opstarten van de verkiezingscampagne van 1996. In een vroeg stadium coöpteerde hij veel Republikeinse standpunten (de populaire) en zamelde hij op ongekende schaal geld in. De schandalen die dit laatste opleverde, zouden pas later naar boven komen. Opnieuw toonde hij zich een briljant politicus. Geholpen door de klungelige campagne van de Republikeinse senator Robert Dole, kon Clinton in november een mooie overwinning boeken. In plaats van door te bouwen op die overwinning, liet Clinton echter het tij opnieuw verlopen. Het jaar 1997 leverde vrijwel niets op, zij het dat de financieringsschandalen in de campagne de kop op staken en het Whitewater schandaal, over een mislukte investering in Arkansas, de president voortdurend onder vuur legde. Met al zijn politieke briljantie wist Clinton zich er niet aan te onttrekken.

Op buitenlands terrein had Clinton in 1993 er voor gezorgd dat het belangrijke vrijhandelsverdrag met Mexico en Canada, NAFTA genaamd, werd aangenomen. Maar de regering Clinton ontwikkelde geen visie op de rol van Amerika in de wereld van de na de Koude Oorlog en zou dat ook in zijn tweede termijn niet doen. De NAVO werd omgevormd tot een brede verdedigingsclub maar de impuls daarachter was een autonoom proces, niet de visie van Washington. In Joegoslavië lieten de Verenigde Staten het voortouw aan de Europeanen, die wilden bewijzen dat ze het zelf konden. Pas toen Kosovo dreigde het slachtoffer te worden van etnisch zuivering, greep de VS in, maar toen op een manier die de nodig vraagtekens opriep.

Maar bovenal ws Clinton in zijn tweede termijn bezig met zichzelf. In januari 1998 culmineerde de jacht op schandalen in de onthulling dat Clinton in zijn kantoor in het Witte Huis seks gehad zou hebben met een 22-jarige stageaire. De onthulling werd afgedwongen in een proces aangespannen door een van de vele andere dames die klaagden over ongewenste avances van Bill Clinton. Aangezien de president in dat proces had getuigd (gedwongen door het Supreme Court) dat hij geen relatie met Lewinsky had gehad, ging het niet alleen om seks en onbetamelijk gedrag, maar ook om meineed.

Clinton ontkende zowel de seks als de meineed en daagde de speciale aanklager die de zaak inmiddels onderzocht om het tegendeel te bewijzen. Hij misleidde het land, want in augustus moest Clinton erkennen dat de relatie met Lewinsky wel degelijk had plaatsgevonden, al bleef hij volhouden dat er “juridisch” geen sprake was van meineed. Maar zijn politiek inzicht liet hem in de steek toen hij in dezelfde adem verontwaardigd de aanval opende en weinig schuldbewustzijn vertoonde over het misleiden van het land. Met deze blamage had de zaak afgedaan kunnen zijn, ware het niet dat de Republikeinen hadden besloten dat een impeachment op zijn plaats was. De verstandige lieden die in 1987 president Reagan en het land voor veel zwaardere vergrijpen dit bespaard hadden, werden nu overstemd door jonge, agressieve en sterk moralistische politici.

In plaats van Clinton op de vingers te tikken en in de hoek te zetten, wilden ze hem afzetten. Net als in het geval van Andrew Johnson in 1868 was er eerder sprake van een politiek proces dan een crimineel proces. Maar de Republikeinen zetten door, tot ergernis van de meeste Amerikanen. Die lieten dat blijken door hen bij de tussentijdse verkiezingen van 1998 een flink verlies te bezorgen. De Republikeinse Revolutie van 1994 had bitter weinig opgeleverd en Newt Gingrich moest ontslag nemen.

Clinton moest begin 1999 de schande ondergaan om door het Huis daadwerkelijk geïmpeached te worden, maar in de Senaat was er geen tweederde meerderheid om hem af te zetten. Clintons gebrek aan discipline en blinde vlek voor wat gepast is als president werd ruimschoots gecompenseerd door zijn geniale politieke inzicht. Het was echter niet geniaal genoeg om in een eerder stadium door een bescheidener opstelling de angel al veel eerder uit de affaire kunnen nemen.

Nu kon hij enkel terugzien op een verspilde tweede termijn. In vier jaar kwamen nauwelijks wetgevende initiatieven tot stand en omdat de president elk moreel gezag ontbeerde, kon hij over belangrijke onderwerpen niet zijn presidentschap als preekstoel gebruiken. Economische ging het beter dan ooit, in de wereld was Amerika de enig overgebleven leider, maar het leek er weinig toe te doen wie in het Witte Huis zat. Anders dan Theodore Roosevelt wist Clinton in een tijd van vrede en welvaart niet een aantal hardnekkige problemen aan de kaak te stellen. Aan het eind van zijn termijn wierp Clinton zich op als bemiddelaar in het Midden Oosten, in de hoop dat een succes daar zijn presidentschap nog wat kleur zou geven.

Hoewel het land vond dat Clinton het als president goed deed, kon hijzelf, een van de intelligentste en politiek getalenteerde mensen die ooit in het Witte Huis zaten, niet tevreden zijn.

Postcript febuari 2001
De laatste daden, of zelfs maanden in het Witte Huis (inclusief de te zware druk op Israël en Arafat om tot een akkoord te komen) hebben hun sporen nagelaten. De pardonering van diverse duistere figuren, de grootscheepse “plundering” van meubilair en andere manieren om aan een uitzet te komen, hebben Clintons reputatie definitief naar de Filistijnen geholpen. Zelfs Democraten begrijpen nu waarom sommige mensen Clintonhaters zijn. Ze lijken inderdaad onverbeterlijk, hopeloos ethically challenged.