Fundamentalisme

Nogal onduidelijke term waaronder religieus conservatisme wordt samengevat, hetzij door mensen die bang zijn voor moslims, hetzij door liberale Europeanen die denken dat iedere evangelische christen in Amerika een geloofsgek is. In de Amerikaanse praktijk gaat het om een relatief kleine groep die de Bijbel letterlijk interpreteert.

De oorspronkelijke formulering van het fundamentalisme gebeurde in Amerika tussen 1878 en 1897 op de Niagara Bible Conference, een jaarlijks zomerkamp voor evangelische christenen. De politicus William Jennings Bryan, later de populistische leider van de Democraten, mocht daar bijvoorbeeld graag spreken over wat bekend is komen te staan als de five fundamentals: de onfeilbaarheid van de Bijbelse teksten; de maagdelijkheid van Maria en de Godheid van Jezus; de doctrine van onderwerping door Gods genade en menselijk geloof; de lichamelijke opstanding van Jezus en de authenticiteit van de wonderen van Christus (soms vervangen door de verwachte terugkeer van Christus). In de jaren twintig van de vorige eeuw kreeg de beweging een nieuwe stimulans door publicatie van een serie boeken, The Fundamentals. A Testimony to the Truth, geschreven tussen 1910 en 1915 in Engeland en in Amerika gepromoot met geld van een Californische olieboer.

Als verzet tegen de moderniteit, vooral tegen de evolutietheorie van Darwin, raakte dit soort fundamentalisme maatschappelijk geïsoleerd, onder meer door het Apenproces in Tennessee. In 1923 werd de leraar John Scopes veroordeeld, volgens de wet van Tennessee, voor het onderwijzen van de evolutietheorie. Hoewel de tegenstanders van de evolutietheorie dat proces dus wonnen, werden ze afgeschilderd als zo achterlijk en antimodern dat ze zich wijselijk terugtrokken uit de politieke discussie. Enige decennia waren ze niet politiek actief.

Sinds de jaren zeventig zijn de evangelische christenen helemaal terug in de actieve politiek. Maar het is te grof om alle mensen die hun geloof luidkeels uitdragen als fundamentalistisch neer te zetten. Zo staat het te bezien of een liberale born again christian als Jimmy Carter, of als Bill Clinton, op één lijn gezet kan worden met ondernemende dominees als Jerry Falwell en Pat Robertson en of zij door echte fundamentalisten wel als helemaal zuiver op de graat worden beschouwd.

Niettemin hebben deze groepen in een soort grote coalitie geprobeerd voor hen belangrijke onderwerpen aan de orde te stellen. Zo maken ze veel werk van creationism. Het idee dat de wereld zo gecompliceerd is dat er wel een goddelijke scheppende kracht achter moet zitten, is volgens hen een ‘alternatieve theorie’ voor de evolutie. Wetenschappers moeten daar niets van hebben, omdat creationisme van onzinnigheid aan elkaar hangt maar puur wetenschappelijk omdat deze visie niet falsificeerbaar is. Het debat over de vraag of de wereld inderdaad een paar duizend jaar geleden is geschapen, inclusief fossielen, speelt zich af in beperkte kring. Een deel van de aanhangers ervan is zo anti-intellectualistisch dat ze feitelijk buiten de samenleving staan, een ander deel geniet bredere steun, voldoende bijvoorbeeld om in 2005 minister Van der Hoeven van Onderwijs voor hun Nederlandse karretje te kunnen spannen.

Door hun gedrevenheid lijkt de invloed van fundamentalisten groter dan die is. In de praktijk hebben ze weinig van hun agenda verwezenlijkt, al is het debat in de Verenigde Staten doordrenkt van de christelijk-rechtse retoriek. Te verwachten valt dat zodra de Republikeinse Partij zich weet te ontworstelen aan de houdgreep van christelijk rechts, het voor deze groepen belangrijker gaat worden om recht in de leer te zijn dan om regeringsmacht te krijgen. Een nieuwe afkeer van politiek ligt voor de hand.

Geen enkele van de kandidaten zal de fundamentalistische agenda verdedigen en al helemaal niet het antimodernistische en antiwetenschappelijke deel ervan. Toch schurken een paar kandidaten er in hun christelijk-conservatieve levensvisie tegenaan, al weet je nooit of ze dat doen om in de Republikeinse voorverkiezingen te winnen of omdat ze echt overtuigd zijn. Zo staken drie Republikeinse kandidaten hun hand op toen gevraagd werd op ze inderdaad weigerden evolutie als wetenschappelijke theorie te aanvaarden. Gelukkig heeft dit soort anti-modernistisch, anti-wetenschappelijk denken geen kans om het Witte Huis te bereiken. Dat veel scholen in Amerika echter voorzichtig zijn om de gelovigen niet voor het hoofd te stoten, geeft te denken over de toekomst van Amerika als wetenschappelijk paradijs. Je mag verwachten dat het geloof in 2008 lang niet zo belangrijk zal zijn als lang het geval was. Een indicatie daarvoor is al dat de echte conservatieve christenen nog geen aantrekkelijke kandidaat hebben gevonden en erover denken zich weer terug te trekken uit de actieve politiek. (Zie ook: christelijk rechts, family values, social issues.)