Culture wars

Term voor de polarisatie in Amerika tussen de traditioneel ingestelde groepen en de meer liberale stromingen die uit de jaren zestig zijn voortgekomen. Volgens de conservatieven waren die twee onverenigbaar en ging het eigenlijk om de strijd om de ziel van Amerika. Daarin is natuurlijk elk compromis een vorm van verraad.

Op een aantal terreinen, zoals abortus, wapenbezit, privacy, homoseksualiteit en kerk en staat, zijn de standpunten inderdaad onverenigbaar – vooral omdat geen van de partijen water bij de wijn wil doen. Maar het gaat om meer dan enkel die onderwerpen. Het zou een hele wereld van verschil aanduiden, waarbij de cultural warriors zichzelf definieerden als de ‘echte Amerikanen’.

De conservatieve groepering ontstond als reactie op de jaren zestig. Zij keerde zich deels tegen de meer liberale aspecten van het dagelijks leven, maar organiseerde ook verzet tegen het relativisme en de politieke correctheid aan de universiteiten. Daar werden klassieke schrijvers weggezet als dead white males en moest iedereen tweederangs-, etnische of anderszins minderheidsschrijvers gaan lezen. De voorstanders van een klassieke opvoeding in westerse waarden moesten er niets van hebben.

In deze context kregen de culture wars op de campussen van Amerika betekenis. Met het aantreden van president Reagan kwam er een conservatieve beweging van studenten op gang, in zekere zin de logische tegenhanger van de progressieve beweging van de jaren zestig. Opeens werd het ‘cool’ om conservatief en traditioneel te zijn. Dit had veel te maken met het feit dat de docenten, de groep waartegen studenten zich natuurlijk afzetten, voorspelbaar progressief en soms lachwekkend politiek correct waren. In die zin was het een generatieverschijnsel.

Het lijkt erop dat zowel de culture wars als de campus wars hun beste tijd hebben gehad. De laatste jaren maken mensen zich minder druk over symbolische onderwerpen en meer over praktische zaken. Bovendien zijn de conservatieve leiders nu ze macht hebben gekregen net zo ver doorgeslagen als hun tegenpolen in de jaren zestig en zeventig.

Zo ligt de buitenlandse politiek van de neoconservatieven en hun journalistieke pleitbezorgers onder vuur, terwijl binnenlands sommige schrijvers die vijftien jaar geleden nog baanbrekende boeken schreven, na 9/11 de weg zijn kwijtgeraakt. Zo schreef Dinesh D’Souza in 1991 nog het opschudding veroorzakende boek Illiberal Education , waarin hij de ideologische bekrompenheid van de campussen aan de orde stelde. In 2006 publiceerde hij The Enemy at Home waarin hij betoogde dat links verantwoordelijk was voor 9/11. Niemand nam het boek of de man nog serieus.