Affirmative action

Sinds de jaren zestig zijn talloze wetten van kracht geworden die de rechten van de zwarte Amerikanen uitbreidden. Daardoor is openlijke rassendiscrimantie in de arbeidsmarkt vrijwel uitgebannen. Niettemin leeft de gemiddelde zwarte familie op 70 % van het inkomen en 10 % van de rijkdom van de gemiddelde blanke familie.

Hoewel overal te zien is dat traditionele rassendominantie verdwijnt, is bewijs voor rassenafwiking en wederzijdse verdenking nog steeds overal zichtbaar.
Glenn Loury noemt het een ‘ordeal of integration’ waarbij zwarten enblanken dicht bij elkaar gebracht worden in talloz high stake encounters maar het succes zelf van racial advocay heeft een heel nieuwe set problemen geschapen.

Affirmative action heeft een paradox: zwarten zoeken gelijkheid met blanken maar door speciale behandeling te vragen, roepen ze om aandacht voor hun beperkingen. Door het geven van speciale voorzieningen kunnen blanken een gevoel van noblesse oblige krijgen dat alleen de machtingen kunnen voelen. Veeljonge zwarten ergeren zich aan de patroniserende houding van mchtige blanken.
Cebra Dickerson in The End of Blackness roept zwarten op om normaal te doen, om de doorzettingsvermogen en zelfvertrouwen te hebben om door te zetten ook al is de wereld niet fantastisch.

Loury geeft haar gelijk als ze oproept om niet te wachten tot alle racisme is verdwenen voordat ze gaan bouwen aan een fundament voor echte rassengelijkheid in de VS. De sociale agenda zou verder moeten gaan dan zwart/blank. Het punt is, zegt Loury, dat er geen problemen van enige schaal en van enig belang zijn die de zwarte gemeenschap heeft, die niet veel niet zwarten ook hebben.